De schaduw van de dood? Foetsjie!

In Psalm 107 lezen we van mensen met een bijzonder getuigenis. Ze zijn verlost uit allerlei ellende, waaronder eenzaamheid en verstoting. God “haalde hen weg uit donkere holen en brak hun boeien aan stukken.” (:14) In een gangbare Franse vertaling las ik dat  Hij: “hen deed vertrekken uit de duisternis en de schaduw van de dood…” Dat sprak me aan, omdat eenzaamheid voor velen kwalijke gevolgen heeft. Wie lijdt onder eenzaamheid, voelt zich ongelukkig, is extra gevoelig voor lichamelijke en geestelijke kwalen en verslavingen, en sterft vaak jaren eerder dan anderen. In onze individualistische maatschappij kunnen mensen vrijwel ongemerkt vereenzamen en verkommeren. Elk jaar lezen we wel van mensen die al maanden dood zijn, voordat ze in hun huis worden ontdekt. Kortgeleden zei de buurman van iemand die al meer dan een jaar dood thuis lag, dat hij het ‘de laatste tijd wel wat erg rustig vond.’

De mens voelt zich het beste in gezelschap van anderen, en daar heeft hij dan ook behoefte aan. De tegen wil en dank vereenzaamde mens voelt zich uitgestoten en veroordeeld. “Het is niet goed dat de mens alleen is…” (Genesis 2:18) En zo is het maar net. Is daarmee de situatie van de ongewild eenzame mens hopeloos? O nee. God is: “Vader van wezen, Beschermer van weduwen… God geeft eenzamen een thuis en gevangenen vrijheid en voorspoed…” (Psalm 68:6,7) Dat vinden we ook in Psalm 27:9,10: “… U bent mij altijd tot hulp geweest,… God, mijn behoud. Al verlaten mij vader en moeder, de Heer neemt mij liefdevol aan.” Hij waakt over ons. Hij heeft een oplossing, ook voor onze nood van de eenzaamheid. De Bijbel heeft veel beloften voor de weduwe en de wees, die kapot dreigen te gaan in een harde wereld. Al luistert niemand naar ze, God wel. Ook zij mogen genieten van de nabijheid van de ander, zoals we dat vinden in Prediker 4:11: “Wanneer je bij elkaar slaapt, geef je warmte aan elkaar, maar hoe krijgt iemand die alleen slaapt het ooit warm? En iemand die alleen is kan zich niet verdedigen wanneer hij aangevallen wordt…” Samen is echt beter.

Sommige mensen vereenzamen, omdat ze bij de ene of andere minderheid horen die maatschappelijk niet wordt aanvaard. Dat kan zijn vanwege hun geloof, zoals Elia dat overkwam, of later ook Jeremia. Van de eerste lezen we hoe dat erin hakte. “De Israelieten hebben… uw altaren verwoest en uw profeten vermoord. Ik ben als enige overgebleven, en nu hebben ze het ook op mijn leven voorzien.” (1 Koningen 19:14) Het lijkt erop dat dit Elia depressief maakt, en het liefste zou hij sterven… Maakte de dichter van Psalm 42 dat ook mee? Hij werd uitgestoten uit de maatschappij om zijn geloof. “Tranen zijn mijn brood, bij dag en bij nacht… Wat ben je bedroefd, mijn ziel, en onrustig in mij. Vestig je hoop op God…” (:4; 6) In de tijd van haar ballingschap was Israel een verschopt volk. Maar God maakt daar, naar zijn belofte, een einde aan. “Men noemt je niet langer Verlatene en je land niet langer Troosteloos oord, maar je zult heten Mijn verlangen en je land Mijn bruid.” Ook verschopte groepen vinden vrede bij Hem.

Armen, zieken en zwakken worden helemaal gemakkelijk aan hun lot over gelaten. Mensen gaan met een grote boog om alles heen, dat hen problemen oplevert. Ze komen alleen te staan, zoals dat de eeuwen door al opviel: “Rijkdom maakt veel vrienden, de arme komt alleen te staan.” (Prediker 19:4) Eenzaamheid is voor velen als een gevangenis, of zelfs een ter dood veroordeling. Ze lijden eronder. Het tast – naast hun levensvreugde - hun gezondheid aan. Sommigen maken vreemde sprongen, om aan hun lot te ontkomen; ze gaan drinken of zogenaamd zorgeloos feesten. Of ze sluiten juist de deur, en worden depressief. Deze wereld steekt vaak geen hand uit. Dat is bitter.

Uiteindelijk nam Jezus de nood van de mens op zich, ook eenzaamheid, uitstoting en verlatenheid. Hij greep in, en geeft daarmee een belofte af voor iedereen die hulp en houvast zoekt. Jesaja 53:3,4 kondigde dat wonder al eeuwen tevoren aan: “Hij werd veracht, door mensen gemeden, Hij was een Man die het lijden kende en met ziekte vertrouwd was,… veracht, door ons verguisd en geminacht. Maar Hij was het die onze ziekten droeg, die ons lijden op zich nam…” Hij greep in in onze nood, die voor onszelf onoplosbaar was. “… Mijn God, mijn God, waarom hebt U Mij verlaten?” (Matteus 27:47) Met die woorden wordt de diepste nood van Jezus getekend, die Hij droeg voor ons, om ons te bevrijden. Dat mag ons brengen tot de zekerheid die Hebreeen 13:5,6 ons voorhoudt: “… Hij heeft immers zelf gezegd: Nooit zal Ik u afvallen, nooit zal Ik u verlaten, zodat we vol vertrouwen kunnen zeggen: De Heer is mijn Helper, ik heb niets te vrezen. Wat zouden mensen mij kunnen doen?” 

Vragen:

  1. 1.Lees Psalm 10:14, en som op uit welke noden God de mens wil bevrijden.
  2. 2.Vergelijk Deuteronomium 31: 6; 8 met Hebreeen 13:5. Wat vinden we nog extra in Deuteronomium?
  3. 3.In Ezra 9:9 lezen we dat God zijn kinderen weer levensmoed geeft. In wat voor toestand verkeerden ze?

Bram Krol

Bron: Uitdaging sept. 2012  verschenen onder de titel: ‘De schaduw van de dood? Foetsjie!’