Hoe gaat het met de kerk in Nederland?

          een halve eeuw kerkzijn in enkele woorden

 

inleiding

Er is op 22 sept. 2014 een nationale Predikantendag van de PKN geweest in Amsterdam. Deze liet voluit de grote veranderingen zien in het kerkelijke leven in Nederland. De kerken, en zeker de Protestantse Kerk in Nederland, varen een nieuwe koers. “We zijn weer toe aan een volmondig ‘ja’ tegen God, Jezus en de Bijbel,” zei ds. Plaisier. Lezingen over gemeentestichting en het geloofsgetuigenis aan buitenstaanders waren jarenlang witte raven op predikantendagen en tijdens de landelijke vergaderingen van de kerk. Maar de tijden zijn veranderd. Er is een hoopbrengende wind gekomen. Daarover sprak ook de gastspreker, de Britse theoloog Alistair McGrath. Er is weer nieuwe hoop voor de kerk, ook al gaat de secularisatie en ontkerkelijking nog voort.

de desillusie van de vrijzinnigheid

Er zijn tijden geweest, zeker in het laatste kwart van de vorige eeuw, dat de naam van God en Jezus nauwelijks meer genoemd werden op kerkelijke vergaderingen. En voorzover men het had over kerkelijke vernieuwing, ging het hoofdzakelijk over liturgische vormen, aanpassing aan het moderne levensklimaat of om nogal verregaand geseculariseerde vormen van dienstverlening, waarin weinig ruimte meer bestond voor het geloofsgetuigenis.

De vrijzinnige stromingen begonnen vanuit een missionaire gedrevenheid. Ze wilden het Evangelie aanpassen aan het moderne denken en levensgevoel. Zo hoopte men aantrekkelijker en toegankelijker te worden voor de buitenstaanders. Het tegendeel bleek waar. Juist de vrijzinnigen verspeelden hun leden aan het ‘niets-isme’, omdat ze nauwelijks een boodschap had en weinig aantrekkelijks. Hun aanpassing betekende een onherstelbaar verlies aan christelijke identiteit en herkenbaarheid.

de verandering in de PKN

De eindeloze discussies met een kerkelijke leiding die overwegend vrijzinnig was (zeker bij de Gereformeerde Kerken in Ndl), zijn geluwd. De vrijzinnigheid heeft de wind niet mee. De officiële vrijzinnigen (in de Nederlands Hervormde Kerk) zijn een bejaardenclub geworden, en hebben weinig aanvulling van onderop. Het meest vitale deel van de kerken zijn de behoudende groeperingen, en heel pragmatisch wordt dat momenteel als gegeven aanvaard. Ook is er stilletjes een groeiende invloed van de evangelische beweging in de PKN. Niet dat men uit al die moeilijke vragen is. Er wordt alleen niet zoveel meer over gesproken. De grootste protestantse groepering is aanzienlijk opgeschoven in een evangelisch-rechtzinnige richting. De Bijbel en de Verlosser komen weer nadrukkelijk aan de orde en wel in bevestigende zin, niet in de vorm van een afstandelijke discussie.

In de PKN en ook in andere denominaties zijn allerlei kerkplantingsprojecten van start gegaan. Dit leefde eerst vooral onder de charismatischen, evangelischen en baptisten. Toen kwamen ook de christelijke gereformeerden en vrijgemaakten ermee, nu toch ook de PKN. De kerk probeert meer gestalte te geven aan haar Woord voor de wereld.

De theologische opleidingen zijn meer behoudend geworden, meer in lijn met het geloof van de kerk, en veel minder zijn ze de voortrekkers van de vrijzinnigheid. De ogen zijn opengegaan. De vrijzinnigheid is ten diepste een afvalbeweging die bestaat uit een ontkenning van de bijbelse leer, zonder daar iets positiefs voor in de plaats te stellen.

reformatorische gemeenschappen

De behoudende reformatorische denominaties zijn opener geworden. De interne strijd binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken in Nederland lijkt geluwd. Dat was niet zozeer de strijd van recht- tegen vrijzinnig, maar van bevindelijke tegen meer evangelisch gezinde stromingen, waarbij de bevindelijken nogal star reformatorisch zijn. De vrijgemaakten hebben wel de grootste ommezwaai gemaakt, van een bijna objectivistische, stugge dogmatiek (wel als rationalistisch omschreven), naar een meer evangelische opstelling. Dat is trouwens een bijzondere ontwikkeling in de kleinere reformatorische denominaties. Net als in de PKN is de binnentredende verandering niet die van de theologische vrijzinnigheid, zoals in de vorige eeuw werd gevreesd, maar die van een meer evangelische gezindheid. Daarbij is de leer van ‘Wij zijn de ware kerk’ iets van het verleden geworden. Bij interkerkelijke acties en samensprekingen vind je nu ook - anders dan een kwarteeuw geleden - volop de vrijgemaakten.

De dogmatisch meest ‘taaie’ groepen waren voorheen de gereformeerden (vrijgemaakt) en de vergaderingen van gelovigen oftewel de ‘broeders’ en de rechts-reformatorische groepen. De eerste twee zijn een stuk opgeschoven naar het ‘midden’. De reformatorische flank is of minder behoudend geworden, zoals de Gereformeerde Bond in de PKN na het uittreden van de Hersteld Hervormde Kerk en ook de bevindelijke stroming van de christelijke gereformeerden. Maar de grootste zelfstandige groepering onder de bevindelijke gereformeerden, de Gereformeerde Gemeenten in Nederland en Noord-Amerika lijkt juist naar ‘rechts’ op te schuiven, en zich nadrukkelijker tegen haar zusje met bijna dezelfde naam aan te drukken, de Gereformeerde Gemeenten in Nederland. (Deze beide groepen tellen samen iets minder dan 150.000 mensen). Hoe bevindelijk ze ook zijn, er valt voor weinigen iets te bevinden, want het heil wordt naar hun theologie slechts sporadisch uitgedeeld.

evangelische gemeenten

Verder is er nog iets bijzonders gebeurd in de laatste 25 jaar. De charismatische gemeenten (Pinkster-, Volle Evangelie etc.) waren de grote groeiers in Nederland in de jaren ’60 - ’90. Maar die groei is vrijwel gestopt. Ik wijt dat aan een té nadrukkelijk achter de ene na de andere hype in hun kringen aanhollen. Wat hebben we niet gehad: Wimber, lachopwekking, vallen in de Geest, profetische stromingen, autoritaire leiderschapsidealen, de ontdekking en uitdrijving van demonen met allerlei elkaar weersprekende methoden daartoe en nog veel meer. Dat veroorzaakte veel verwarring en irritatie. Er is nog groei in het evangelische kamp, maar die vind je in beperkte mate vooral bij de niet-zozeer charismatische baptisten en (vrije) evangelische gemeenten.

veroudering

De gemiddelde leeftijd van de leden van de grootste kerkgenootschappen, vooral de RKK en de PKN, neemt snel toe. Datzelfde geldt voor de kleine gemeenschappen van de Doopsgezinden en Remonstranten. Verouderde kerken hebben vaak geen zondagsschool meer of een kindercrêche. De evangelische en charismatische gemeenten zijn veel jonger en vaak opvallend rijk aan jeugd. Maar ook in hun midden is er een grote kerkverlating gaande, vooral onder jong-volwassenen. De reformatorische groepen zitten een beetje in het midden van de twee uitersten, met uitzondering van de Gereformeerde Gemeenten en Hersteld Hervormden, die opvallend kinderrijk zijn en hun jeugd gewoonlijk beter aan zich binden dan andere gemeenschappen. Maar buitenstaanders winnen ze vrijwel niet.

niet alles goud wat er blinkt

Alles bij elkaar zou je bijna denken dat er een zekere mate van opwekking is. Alom vind je een min of meer evangelisch gezinde ommezwaai. Er is een nadrukkelijker verlangen naar eenheid onder de gelovigen (de stichting van de PKN in 2004 bijv.), ook al iets wat bij een opwekking hoort. De stem van de wat agressieve vrijzinnigheid lijkt gesmoord. Maar nu de keerzijde. Inhoudelijk wordt die evangelische gezindheid meer en meer uitgehold. Van een duidelijke stellingname t.a.v. de grote vragen over de betrouwbaarheid van de Bijbel, morele zuiverheid en de leer van de genade is men laconieker of rekkelijker geworden. In hoeverre zijn evangelischen nog evangelisch? Dus hoewel de landelijke kerk een meer evangelische koers vaart, wordt het onduidelijker wat evangelisch nog inhoudt.

de Rooms-Katholieke Kerk

Over de Rooms-Katholieke Kerk heb ik nog niet gesproken. Sinds een kwarteeuw daalt haar ledental, voor het eerst in eeuwen. Maar met bijna 5 miljoen ingeschrevenen is het de grootste godsdienstige groepering in ons land, al ligt het aantal kerkbezoekers stukken lager dan in andere gemeenschappen. De opkomende vrijzinnigheid in de tweede helft van de vorige eeuw is gesmoord, vooral door pauselijk ingrijpen bij bisschopsbenoemingen. De roep om meer democratie in de kerk is verzwakt. Degenen die in de jaren ’60 - ’80 zich hier sterk voor maakten zijn grotendeels gedesillusioneerd, en niet weinigen onder hen hebben hun kerk de rug toegekeerd. De kerk is statischer geworden, kleiner en minder invloedrijk. Ze heeft een enorme dreun opgelopen door de sexuele misstanden uit de vorige eeuw die aan het licht kwamen.Verder lijdt de kerk enorm aan de terugloop van het aantal ‘roepingen’, degenen die zich aan geestelijke arbeid in de kerk willen wijden. Sommige pastores hebben zoveel duizenden mensen onder hun hoede, dat ze aan niets anders meer goed kunnen toekomen dan dopen, trouwen en begraven. Er is nog onvoldoende een ‘leken’- apostolaat opgezet.

Hoop bieden in haar midden meer evangelisch gezinde stromingen stromingen - daar heb je ze weer - zoals de Katholieke Charismatische Beweging en De Weg, ook wel het Neo-catechumenaat geheten. Deze laatse groep is vooral sterk in Zuid-Amerika, Spanje, Italië en Polen. Ze is o.a. bekend van de grote Katholieke Jongerendagen, die een teken van hoop bieden aan de oude Europese Roomse kerk.

samenvatting

Kort samengevat: de Roomsen zijn behoudender en kleiner geworden. De Protestanten verliezen ook nog steeds veel leden (PKN 50 á 60.000 per jaar). Alle kerken lijken wat op te schuiven in evangelische richting. Maar die evangelische overtuiging lijkt te verwateren. Meer opzienbarend is wat er gebeurt met de geestelijke interesse van de mensen die niet bij een kerk horen. Na de Tweede Wereldoorlog dachten de godsdienstsociologen dat de ontkerstende mens niet alleen het geloof zou verliezen, maar daar zelfs geheel afkerig van zou worden. Dat blijkt niet te kloppen. Hoewel velen het kerkelijke geloof kwijt zijn, zijn ze niet alle geloof kwijt. Integendeel. Er is een breed scala van alle mogelijke opvattingen, waarbij ieder zijn eigen religieuze selectie maakt. De ontkerstende mens komt niet steeds verder van de kerk af te staan, maar staat er nogal neutraal tegenover, en soms zelfs nieuwsgierig.

prognose

Hier en daar zien we in Europa al dat er na de ontkerstening een herkerstening aankomt. In Londen neemt het kerkbezoek weer toe. De vele allochtonen in de Europese maatschappij zijn veel religieuzer dan de autochtonen, en lijken de trend te keren. (Zo werd de Bijlmer in Amsterdam één van de meest evangelische wijken in ons land, waar iedereen oorspronkelijk dacht dat daar geen kerkgebouw meer nodig zou zijn...) Verder zien we een agressief islamisme, dat velen in islamitische gemeenschappen aantrekt, en veel meer anderen juist enorm afstoot. Brengt het islamitische fundamentalisme ook in christelijke kring een herbezinning op gang?

Zullen mensen genoeg krijgen van hun vage religiositeit, en weer hun toevlucht zoeken in een gezuiverde kerk, wanneer die door haar crisis heen is? Vaagheid verveelt gauw en vormt geen gemeenschap. De tweede en derde generatie onkerkelijken, vindt nergens meer houvast. Ze heeft de kerk nodig. Die kant gaat het langzamerhand weer uit.

 

Bram Krol, 28/9/’14