De kerk, een beweging van discipelen

Het uiteindelijke doel van kerk en zending

 

Nauwkeurige studie van het slot van het Evangelie naar Mattheüs leidt ons tot een aantal opzienbarende conclusies. Studeer even met me mee, s.v.p. Ik wil je deelgenoot maken van zaken die algemeen bekend zouden moeten zijn onder Christenen, al is het tegendeel waar. De Bijbel bergt een aantal opzienbarende geheimen in zich, die slechts verstaanbaar zijn voor wie echt wil luisteren. Dat Boek is een grote verrassing, het stelt ons voor leuke uitdagingen en leidt de gelovige op onverwachte wegen.

 

Er is een verschil tussen het grote doel voor elk mens persoonlijk en het doel van kerk/zending (missie). Het doel van de mens is: God liefhebben boven alles en de ander als zichzelf. In liefde zit: toenadering, lofprijzing, waardering, dienst, zorg, wijsheid, opbouw enzovoorts. Het is de positiviteit ten top. Het doel van de kerk is: de mens meegeven wat hij nodig heeft om zijn eigen uiteindelijke doel te kunnen bereiken. Wie denkt dat hij uit eigen kennis en motivatie dat wel zal bereiken, zou zich wel eens ernstig kunnen vergissen. Een leerling heeft basiskennis nodig en die moet hem aangeleerd worden. Dat komt hem niet aanwaaien. Vandaar het onderwijs. De kerk is een geestelijke school, die mensen zaken leert die ze vanuit zichzelf niet kennen of doen. Ze biedt ook de juiste omgeving voor een gezonde geestelijke ontplooiing. We moeten leren God te loven en te dienen, net als alle anderen. Dat is liefde!

 

Ik begin bij Mattheüs (Mt.) 28: 19 om daarna ook aandacht te geven aan de verzen daar omheen. Daar vind je het antwoord op de vraag naar het doel is van kerk en zending. Ik houd ’t kort. In feite vat dat woordje ‘kerk’ alles samen. Zending of missie is niet anders dan het opzetten van nieuwe kerken, dus dat valt onder de universele kerk. Lees dit stukje uit de Bijbel heel nauwkeurig, anders mis je een groot deel van de boodschap. In dit geval is zelfs een letterlijke vertaling belangrijk. Je zult zo zien waarom.

 

“Heengaande maak daarom alle volken tot mijn discipelen, hen dopende in de naam van de Vader en van de Zoon en van de heilige Geest, hen onderwijzende om na te komen alles wat Ik jullie bevolen heb.” (Mt. 28: 19) Je merkt dat er in deze zin werkwoordsvormen voorkomen die wij nauwelijks meer gebruiken, namelijk tegenwoordige deelwoorden: heengaande, dopende, onderwijzende. In dit geval is dat van belang. Er is namelijk maar één opdracht: Maak discipelen! Om dat uit te voeren, is het nodig om die andere dingen te doen, die je vindt in die tegenwoordige deelwoorden. Veel mensen denken dat hier een veelvoud aan opdrachten staat en dat die allemaal even zwaar in betekenis zijn: ga heen, doop, onderwijs en maak. Dat is een misvatting. Er staat slechts één opdracht: Maak discipelen. Dat wordt goed duidelijk door een letterlijke vertaling.

 

Vaak wordt dit Bijbelgedeelte het ‘zendingsbevel’ genoemd. Op het eerste gezicht lijkt dat juist. Alle volken moeten toch de boodschap van Jezus horen! Maar de opdracht gaat veel verder dan ‘laten horen’, of zelfs mensen tot Jezus leiden. Ze moeten discipelen worden. Het is een opdracht om discipelen te maken. Daarom is de benaming: ‘De Grote Opdracht’ juister. De betekenis van ‘discipel’ reikt verder dan die van het woordje ‘gelovige’. Een echte discipel heeft een aantal karakteristieken. Die zullen we bestuderen aan de hand van Mattheüs 28: 16-20. Een discipel is hetzelfde als een leerling. Maar omdat de leerlingen van Jezus een aantal kenmerken hebben die je niet vindt bij leerlingen op school, gebruik ik het woord discipel. Je moet alleen begrijpen dat dit in het Grieks van het Nieuwe Testament een en hetzelfde woord is.

 

initiatief

De eerste stap om iemand tot een discipel van Jezus te maken is: heengaan. Wat betekent dat? Niet sterven, wat een tweede betekenis van dit woord is. Ook niet: erop uit trekken, wat het woord letterlijk betekent. Maar in de Evangeliën zien we dat dit vaak figuurlijk wordt gebruikt. Dan betekent het zoveel als: Neem het initiatief; begin eraan, of: Nu ben jij aan zet! Dat zie je bijvoorbeeld heel sterk in Lukas 9: 60: “... maar u, ga heen en verkondig het Koninkrijk van God.” Het gaat om iemand die Jezus wel wil volgen, maar pas als zijn vader zal zijn gestorven. Daar gaat Jezus niet mee akkoord. Hij zegt dan niet dat die persoon eerst een reis moet maken om daarna over de zaken van God te spreken, maar dat hij per direct het initiatief moet nemen om anderen over het koninkrijk van God aan te spreken. (Verkondigen betekent in de Bijbel meestal niet tot een groep spreken of preken, wat wij er vaak in horen, maar ‘een boodschap doorgeven’.)

 

Wil je dat anderen Jezus gaan navolgen? Neem dan eerst zelf het initiatief. Spreek. Getuig. Wijs de weg. Roep hen op. Jij kunt en moet iets goeds voor een ander betekenen. Dat kan anderen ertoe brengen om jouw woorden ter harte te nemen en ook in Jezus te gaan geloven. Het geloof van mensen begint vaak bij het getuigenis thuis of bij wat een vriend vertelt. Dat het gaat om geloof is duidelijk, ook al wordt het woordje ‘geloof’ hier niet gebruikt. Je leest in Mt. 28: 19 over mensen die gedoopt worden. Daarmee getuigen ze ervan dat ze geloven in de redding door Jezus Christus. Ze willen de woorden van Jezus leren kennen en navolgen.

 

Jij moet ‘heengaan’. Wat betekent dat voor je? Je wordt aangespoord om met anderen over Jezus te praten, zodat ze het geloof kunnen vinden. Daarna help je hen om de boodschap van de Bijbel te begrijpen en te komen tot de stap van hun publieke geloofsgetuigenis: de doop. Deed Jezus dat ook niet zo? De doop volgt in de Evangeliën duidelijk op het geloof. Verder geeft Jezus meerdere keren de opdracht aan zijn volgelingen om overal het geloof te verkondigen. Dat straat niet alleen in Mattheüs 28. We gaan op die verschillende aspecten wat nader in.

 

  1. In Mattheüs 8: 10 vinden we een Romeinse legerofficier, de hoofdman van Kapernaüm. “Ik heb zelfs in Israël zo’n groot geloof niet gevonden,” zegt Jezus over hem. Dat is de vrucht van de boodschap die Hij bracht. En wat is het gevolg van dat geloof? Dat betekent dat ook die hoofdman in de eeuwigheid mee mag doen met de maaltijd in het koninkrijk der hemelen. (Mt. 8: 11) Let ook op wat Jezus zegt tegen een door Hem genezen blinde: “Uw geloof heeft u behouden.” (Markus 10: 52) Geloof leidt tot behoud, nu en in de eeuwigheid. Die woorden: “Uw geloof heeft u behouden,” gebruikt Jezus bij verschillende gelegenheden. Dat laat ook zien dat geloof niet een vaag gevoel is van dat er ‘iets’ hogers is, maar dat het betekent dat iemand weet dat Jezus zijn Verlosser is.
  2. “Wie geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn, zal behouden worden.” (Markus 16:16). Geloof brengt iemand ertoe van dat geloof getuigenis af te leggen. Zoals het water het lichaam reinigt, zo reinigt Jezus lichaam en geest beide. Dat is de betekenis van de doop. Na de eerste grote evangelisatie-samenkomst na de uitstorting van de heilige Geest, vragen de mensen aan Petrus: “Wat moeten wij doen...?” Het antwoord luidt: “Bekeer u en laat ieder van u gedoopt worden... tot vergeving van de zonden...” (Handelingen 2: 38). Geloof leidt tot redding en vergeving, waarvan de doop getuigt. (Ik ga niet in op de verschillende opvattingen over de doop, wel genoemd de geloofsdoop versus de gezinsdoop. Hoe veel verschil er tussen die twee ook is, er is altijd een voorwaarde van geloof van de dopeling of de doopouders.)
  3. Lukas 24: 47,48 luidt: “En in Zijn Naam moet onder alle volken bekering en vergeving van zonden gepredikt worden... En u bent van deze dingen getuigen.” Ook hier vind je de boodschap die de volgelingen van Jezus moeten brengen en het gevolg ervan: vergeving van de zonden.

 

geloof (kenmerk 1)

De boodschap die we brengen leidt tot geloof en dat geloof behoudt ons. Terug naar Mattheüs 28: 19. ‘Heengaande’ duidt op de verkondiging van het Evangelie. Het gevolg daarvan is dat mensen tot geloof komen. Dat is een eerste kenmerk van een discipel. Hij gelooft. Let goed op. Verwar geloof niet met Bijbelkennis of een goed gedrag, een actieve inzet of kerklidmaatschap. Dat zijn goede dingen, maar geen vervanging voor geloof. Die zaken horen er wel bij, maar ze zijn nog niet hetzelfde als ‘geloof’. Niet elke brave borst of vrome ziel is een gelovige. Dat is alleen wie gelooft in het reddende werk van Jezus Christus. Omdat je geloof niet zomaar mag veronderstellen bij iemand, is het zaak ernaar te vragen. Heeft, wat jij vertelde, bij de ander geleid tot geloof? Aan de buitenkant kun je het niet zien. Dit is heel belangrijk. Bombardeer iemand niet op grond van uiterlijkheden tot een gelovige. Je strooit iemand dan als het ware zand in de ogen en daarmee help je hem niet verder. In veel kerken wordt nauwelijks naar de persoonlijke overtuiging gevraagd. Dat is bedenkelijk, want juist met een waarachtig geloof begint de geestelijke ontwikkeling. Je kunt iemand niet tot discipel maken zonder een echt en persoonlijk geloof.

 

Ons geloof is nooit perfect. Niets op aarde is perfect. Dat vinden we ook terug in het slot van Mattheüs 28. “En toen zij Hem zagen, aanbaden zij Hem, maar sommigen twijfelden.” (: 17) In dat kleine groepje van 11 mannen waren er meerderen die twijfelden. Waaraan ze twijfelden staat er niet bij. Aan zichzelf? Aan hun roeping? Aan de boodschap van Jezus? Ons geloof niet zo stabiel is als we zouden wensen. Is het daarom geen echt geloof? Toch wel. Alles wat we doen of denken kan twijfel en onzekerheid oproepen. Daar kom je ook weer overheen. Jezus spreekt alle elf mannen aan als zijn volgelingen en geeft hun samen ‘de Grote Opdracht’.

 

actief (kenmerk 2)

Het tweede kenmerk van een echte discipel is dat hij is gedoopt. Wie gelooft toont dat door de doop. De doop verandert een mens niet. Die verandering - het ontvangen van Gods redding - is het gevolg van het geloof. Maar er zit nog een ander aspect aan dat wordt benadrukt in 1 Korinthe 12: 13. “Ook wij allen zijn immers door één Geest tot één lichaam gedoopt...” Over dat lichaam gaan de verzen die erop volgen. Wat is dat? Dat is het Lichaam van Christus. Zo duidt Paulus dikwijls de geloofsgemeenschap (de kerk) aan. Een mooi beeld. We horen bij elkaar en bij Jezus Christus. We zijn zo op elkaar afgestemd dat we als het ware één lichaam zijn. Het Hoofd is in de hemel. Dat is Jezus Christus. Hij is nog steeds op aarde aanwezig en brengt daar dezelfde boodschap en doet dezelfde goede dingen als destijds, namelijk door alle gelovigen heen. De leden van dat lichaam hebben allen een eigen taak. Ze worden vergeleken met een oog, oor, hand en voet. Elk lichaamsdeel heeft een taak waar het hele lichaam van profiteert. We zijn er voor elkaar. Elk lid leeft en werkt mee. Dus de doop tot dat ene lichaam betekent dan ook dat de dopeling een meelevend en actief gemeentelid is (of wil worden).

 

kennis (kenmerk 3)

Kenmerk drie van een discipel is dat hij leert. Jezus sprak steeds vanuit het Oude Testament. Zijn boodschap werd vastgelegd in het Nieuwe Testament. Dus…? Een gelovige wil de Bijbel goed leren kennen, dus Oude en Nieuwe Testament beide. Daardoor is hij in staat waar en onwaar en goed en fout van elkaar te onderscheiden. Zonder die kennis ontbreekt het ons aan de mogelijkheid ons met goede redenen te verzetten tegen waanideeën en verkeerde leringen. Kennis geeft ons houvast: “Opdat wij geen jonge kinderen meer zouden zijn, heen en weer geslingerd door de golven en meegesleurd door elke wind van leer, door het bedrog van de mensen om op listige wijze tot dwaling te verleiden.” (Efeze 4: 14) een discipel heeft (vergaart) kennis van de Bijbel. Of zoals Mt. 28: 19 zegt: “... hen onderwijzende om na te komen alles wat Ik jullie bevolen heb.” Die kennis is niet vrijblijvend. Het is wat Jezus met nadruk en gezag heeft doorgegeven aan zijn eerste discipelen. Hij heeft dat zelfs ‘bevolen’.

 

levensstijl (kenmerk 4)

Het blijft niet bij kennis alleen. Dat zou een nogal intellectualistische houding zijn. Er staat: “... om na te komen...” Dat betekent: uitvoeren. Iets weten is één ding, maar het ook doen is nog iets anders. Een ware discipel toont een Christelijke levensstijl. Het doen en laten van een mens verandert door het geloof. Die levensstijl is heel praktisch. Je hoeft geen speciale kledij te dragen, je hoeft geen vreemde dingen te doen, of heel lang te bidden en dergelijke. Het allerbelangrijkste van de geboden van Jezus is: liefde: zorg en respect voor iedereen. Juist op dat punt laten we heel gemakkelijk steken vallen. “Een nieuw gebod geef ik u, namelijk dat u elkaar liefhebt; zoals Ik u liefgehad heb, moet u ook elkaar liefhebben.” (Johannes 13: 34). En: “Heb uw naaste lief als uzelf”. (Bijvoorbeeld in Mt. 19: 19; 22:39) Gelovigen moeten zijn als “lichtende sterren in de wereld.” (Filippenzen 2: 15). Ze zijn anders dan ze vroeger waren, voordat ze oprecht geloofden.

 

evangelisatie (kenmerk 5)

Dat zijn tot hiertoe al vier kenmerken van een discipel. Er is nog een vijfde. Discipelen maken discipelen. Ze zijn actief betrokken bij het in stand houden van hun geloofsgemeenschap, de verbreiding van het Evangelie en het opleiden van nieuwe gelovigen. Ze zijn evangelisten, zoals bedoeld in een slagzin van het Leger des Heils: “Gered om te redden”. In veel kerken is er maar weinig activiteit om nieuwelingen bij het geloof te betrekken of om nieuwe gelovigen te geestelijk te begeleiden. Die gewoonte is ver verwijderd van de kerk van het begin, die sterk gericht was op uitbreiding. Iedereen werd daarbij zoveel mogelijk ingeschakeld. We doen er goed aan bij onszelf die vijf kenmerken te zoeken, die kenmerkend zijn voor een discipel: Geloof, actief lidmaatschap, kennis van de Bijbel, een christelijke levensstijl en evangelisatie. Dat zijn geen bijkomstigheden. Dat hoort bij alle vrienden van Jezus!

 

Betekent dit dat alle gelovigen hetzelfde weten en doen? Dat is niet wat de Bijbel ons voorhoudt. Ieder heeft zijn eigen gaven en interesses, maar stelt die ten dienste van het geheel. Sommigen werken mee aan het grote doel door zich dienend op te stellen, anderen staan meer in de schijnwerpers, maar samen met het doel om als één grote beweging verder te komen in het vervullen van de Grote Opdracht.

 

discipelen maken

Ik voeg er nog een paar dingen aan toe, zodat we het hele gedeelte van Mattheüs 28 vanaf vers 16 goed zullen begrijpen. Jezus heeft mensen tot zijn discipelen gevormd. Enkele van die discipelen, die het dichtst bij Hem stonden, werden aangesteld als apostelen, dat is een titel of een ambt. Dat waren er twaalf, van wie er nog éen (Judas) afviel. In dit Bijbelgedeelte vinden we de elf overgebleven apostelen. Maar hier heten ze ‘gewoon’ discipelen. Alle apostelen zijn discipelen, maar niet alle discipelen zijn apostelen. Daar ligt een boodschap in. Wanneer apostelen discipelen moeten maken, is dat hun exclusieve werk. Maar als elke gelovige een discipel is, is de hele kerk direct en actief bij die opdracht betrokken. Inderdaad, alle gelovigen zijn discipelen. In Handelingen 11: 26 vinden we dat - voordat de Christenen bij die naam genoemd werden - ze bekend stonden onder de aanduiding: discipelen.

 

We kunnen het gemakkelijk aanvaarden dat Jezus mensen tot echte discipelen maakt. Maar wij hebben zijn gaven, inzichten en volmacht niet. Dus zullen wij geen discipelen kunnen maken zoals Hij, denken veel mensen. Maar de opdracht luidt dat we mensen tot discipelen moeten maken. Geen tweederangs discipelen, maar discipelen, net zoals Jezus dat deed. Hoe kan dat dan? Dat is omdat we hetzelfde Woord hebben als Hij. Wij zijn niet zo machtig als Jezus. Maar het Woord is hetzelfde. Mensen veranderen door het Woord. Als wij dat Woord doorgeven, zullen we net zulke discipelen zien opgroeien als dat gebeurde door Jezus. Wat een bijzonder inspirerende gedachte!

 

Alle volken

Alle volken... Moet je dan verre reizen maken? Welnee. Bij alle volken hoort ook je eigen volk. Als je een mogelijkheid hebt om mensen van een andere cultuur en taal te bereiken dan is dat prima. Maar dat is niet beter dan het bereiken van Nederlanders of Belgen. Het meest effectief kun je werken met mensen van wie je de taal en cultuur kent. Als ieder doet wat er op zijn weg komt, dan zullen we samen de hele wereld bereiken. Maar dit laat wel iets van wezenlijk belang zien. Een kerk is nooit bestemd voor één volk, ras of natie. De kerk is in wezen universeel. Dat betekent ook dat alle mensen in principe welkom zijn in onze kerk, al zal dat vanwege taalverschillen en verschillende gewoonten vaak niet gebeuren. Toch is het goed om publiekelijk te laten merken dat we niet slechts horen bij een dorps- of wijkkerk, maar bij de wereldwijde gemeenschap van Jezus. We voelen ons wezenlijk betrokken bij alle anderen die datzelfde geloof belijden.

 

Slotconclusie

Wij, discipelen van Jezus, maken anderen tot discipelen. De kerk is een school, een opleiding. We zoeken naar een sterke overtuiging, Bijbelse kennis en een levensstijl die daarop is gebaseerd, bij onszelf en elkaar. Veel kerken maken hun leden tot kerkvolk, tot meelopers. Maar discipelen zijn voortrekkers en pioniers. Mattheüs 28 nodigt de hele wereldkerk uit tot de oorspronkelijke radicaliteit van de kerk.

 

Bram Krol

12/12/2020