De ontdekking van Amerika II

              De afkomst van de indianen                (vernieuwd 12-06-2020)

 

Inleiding

Waar komen de Amerikaanse indianen vandaan? De gangbare uitleg is dat ze 10 – 20.000 jaar terug over een landengte bij de Beringstraat zijn getrokken vanuit Oost-Azië. Alleen biedt dat een complicatie vanwege het uiterlijk van de indianen. Die hebben vaak weinig gemeenschappelijks met de mongoloïde volken. Maar welke andere verklaring zou je kunnen geven voor de afkomst van de oorspronkelijke bewoners van Amerika?

 

Dit onderwerp heeft heel wat pennen in beweging gebracht en veel tongen losgemaakt. Naast de gangbare verklaring zijn er tal van alternatieve verklaringen opgekomen. Het meest gangbare onder de alternatieve verklaringen is dat de indianen van Amerika stammen van zowel volken uit Oost-Azië als van een heel aantal volksverhuizingen vanuit zowel het Midden-Oosten, Afrika en Europa. De verschillen in gestalte en schedelvorm van de diverse inheemse volken lijkt daar ook op te wijzen.

 

In Nederland is de alternatieve visie aangezwengeld door twee boeken die beide gepubliceerd werden in 2012: 'De wereldwijde vloed' door Tjarko Evenboer, uitg. Gideon-Hoornaar, 2012 en ‘Onbekend Israël’ door Steven M. Collins, uitg. Vlichthus, Oss, een vertaling uit het Engels. Daarin komen een aantal feiten naar voren, die hier vrijwel onbekend zijn. Dat verdient onze aandacht.

 

DNA- en taalkundig onderzoek

Zowaar leverde DNA-onderzoek verbluffende resultaten op. Er zijn veel invloeden op te merken uit het Midden-Oosten, maar ook uit het oost-Azië, Europa, Noord-Afrika en Zwart-Afrika. Dat althans voor Midden-Amerika. Dat waren onverwachte resultaten. Hoe moet je dat verklaren?

 

Naast DNA-onderzoek heeft ook taalkundig, cultureel en historisch onderzoek allerlei - voorheen onbekende - zaken naar boven gebracht. Maar geen daarvan kan een haarscherp beeld schetsen van de herkomst van de Amerikaanse indianen. Wel worden er zo waarschijnlijkheden aangedragen, die alles bij elkaar een andere kijk op de geschiedenis van Amerika rechtvaardigen. Sommige verdedigers van alternatieve visies zijn zeer overtuigd van hun zaak, zoals David Allen Deal in ‘The Nexus Spoken Language’, uitgegeven in 1993. Hij ziet een sterke overeenkomst tussen het Hebreeuws en de taal van de Maya's. Anderen (zoals Barry Fell) zien weer een overeenkomst tussen het Hebreeuws of Aramees en de taal van de Micmac-Algonquin indianen uit het noordoosten van de V.S. en het oosten van Canada.

 

Oude indiaanse geschriften

Er zijn oude documenten van de Maya's en de Tolteken die allerlei interessants vertellen over de cultuur, het geloof en de herkomst van groepen indianen. Maar deze documenten zijn grotendeels pas opgetekend in de zestiende eeuw, toen de Spanjaarden al in Amerika waren en met geweld hun wil oplegden aan de indiaanse volken. Het blijft de vraag of sommige onderdelen van hun oude geschiedenis niet zijn bijgesteld (om in de ogen van de veroveraars acceptabel te lijken) of geïnterpreteerd werden vanuit de Bijbelse kennis van de Spanjaarden.

 

Rond 1550 werd in Guatemala uit mondelinge tradities en oude, maar verloren gegane, Maya documenten de geschiedenis van dit volk vastgelegd. Hieruit kwam de Popol Vuh (Boek van de Raadsvergadering) voort. Interessant is dat er hier en daar parallellen zijn met het Bijbelse scheppingsverhaal en de geschiedenis van de zondvloed. Dit geschrift werd opgesteld in het Quiché en het Spaans. Het vertelt dat de bevolking van Amerika uit het oosten kwam onder de leiding van een groot vorst. In deze geschiedenis zijn overigens weinig aanknopingspunten met de bijbel, Spanje of de kerk te vinden, zodat het erop lijkt dat dit niet een toevoeging aan of een nadere verklaring van de oorspronkelijke geschiedenis is.

 

Nog sterker lokaal gekleurd zijn de ‘Annalen van de Cakchiqueles’. Dit is weer een ander Mayavolk uit Guatemala. Zij voeren hun herkomst terug op Israël. Deze Annalen zijn rond 1580 A.D. geschreven in het Cakchiquel en later zijn ze doorverteld aan Spaanse kolonisten en missiepaters. Maar dit geschrift bleef min of meer onopgemerkt tot 1855, toen ze in een klooster werden herontdekt. Alles was alleen in de lokale taal geschreven en werd eerst toen in het Spaans vertaald. Toch blijft het de vraag wat historisch is en wat de interpretatie is van de samenstellers. Maar toch ook hier de veronderstelling dat de indiaanse volken uit het oosten komen.

 

Datzelfde fenomeen doet zich voor met de zogenaamde Durán Codex van 1581. De officiële titel luidt: 'De geschiedenis van de Indiën van Nieuw Spanje'. De monnik Diego Durán beschrijft de geschiedenis van de Azteken, met wie hij in Mexico vriendschappelijk omging en wier taal hij vloeiend sprak. Hij had ontdekt dat allerlei Bijbelse geschiedenissen (schepping, zondvloed, torenbouw van Babel) bekend waren bij de Azteken. Het lijkt me stug dat men hem daarin nasprak, temeer omdat die geschiedenissen over de hele wereld voorkomen. Verder lijken sommige verhalen sterk op verhalen uit de Bijbel over Mozes en de doortocht door de zee. Hij concludeerde dat ze van Israëlitische afkomst moesten zijn. Komt dat echt uit de oorspronkelijke overleveringen, of is ongemerkt de Christelijke wereldvisie verwerkt in de oude overleveringen? Dat is voor mij nog steeds de vraag. De Duràn Codex heeft sterker dan de twee voorgaande geschiedenissen een band met de geschiedenis van Israël, tot en met de tijd van Mozes. Dat wekt de indruk van vervalsingen – en verder onderzoek van dit geschrift is vereist.

 

Er bestond een wens onder de indianen om zich geliefd te maken bij de nieuwe machthebbers. Maar tegelijk bestond de overtuiging dat ze hun eigen historie veilig moesten stellen. Feit en fictie kunnen zo door elkaar heenlopen. Je kunt niet alles verwerpen, je kunt niet alles aanvaarden. We hebben daarvoor een kritisch onderscheidingsvermogen nodig.

 

Wie is die machtige koning, die de kolonisatie van Amerika op zijn naam heeft staan? Zou dat Dan I kunnen zijn? Hij leefde in de tijd van David, ongeveer 1000 v.C. Zijn naam is geen toeval - de oudste Deense geschiedenissen voeren hun oorsprong terug naar de stam Dan, zie Saxo Grammaticus uit ongeveer 1200 A.D. (maar gebaseerd op veel oudere bronnen). Denemarken heeft haar naam aan hem te danken. Dat past geheel in de lijn van de geschiedenissen van zijn IJslandse tijdgenoot, Snorri Sturluson, die de koningen van Noorwegen terugvoert op de mythische held Odin. (Vind je daarin de naam Dan terug, ervan uitgaande dat klinkerverandering heel veel voorkomt?) En is de gelijkstelling van Dan I aan de mythische indiaanse voorvader speculatie?

 

Heel vaak zie je dat volken hun stamvaders en grote helden uit de oudheid vergoddelijken. Zo kun je de Indische religie beschouwen. Zo ook die van de noordelijke volken. Wodan, de befaamde Germaanse godheid, zou dan de vergoddelijkte Dan zijn. Die vind je in de Viking traditie en in IJsland onder de naam Odin. Is dat dezelfde als de Vodan, Votan of Wodan uit de indiaanse traditie? Hier tasten we in het duister. Op grond van alleen maar klankgelijkenis kun je geen conclusies trekken.

 

Deze intrigerende gedachte zou kunnen betekenen dat Dan de eerste grote vorst is van de Noorse volken. Nog weer een stap verder, kun je je afvragen of deze Dan en zijn volk soms afstamde van de Bijbelse stam Dan. Dat kun je uit die drie letters niet afleiden. Wonderlijk is dat diezelfde naam Dan ook gebruikt wordt voor het eerste volk dat Ierland bewoonde. Toeval? Was de stam Dan vanaf het begin nogal een zwervende stam, slechts deels woonachtig in het land Israël? Of komt die naam op meerdere plaatsen voor verschillende volken voor? En welke connectie heeft koning Dan met Amerika? Dat zijn meer vragen dan antwoorden.

 

Geschreven documenten uit de oudheid

Ook in zeer oude geschiedenissen uit de Oude Wereld komen we verwijzingen tegen naar hetzelfde fenomeen, namelijk van oude contacten tussen de oude en de nieuwe wereld. Herodotus van Halicarnassus, de eerste schrijver van een wereldgeschiedenis die we nu nog kennen) schrijft in 484 v. C. dat de Feniciërs al in 600 v. C. geheel Afrika rondzeilden (wat veel verder is dan de oversteek naar Amerika). *1 Sommigen halen uit zijn werken dat ze inderdaad die oversteek ook maakten, maar dat kan ik hun niet nazeggen. Diodorus van Sicilië, die een halve eeuw voor onze jaartelling leefde, spreekt over 'een eiland op grote afstand' in het westen, waar de Feniciërs handel mee dreven. *2 Reeds een onbekende pseudo-Aristoteles schreef ditzelfde in ongeveer 360 v.C. in 'De mirabilibus ausculationibus' (‘Over wonderlijke dingen die we horen’). *3 Hij legt uit waarom dit geheim goed bewaard werd. Het was een staatsgeheim in Carthago (gesticht door de Feniciërs). Zij wilden voorkomen dat andere zeevarende naties die bron van rijkdom zouden ontdekken. De verklaring dat het bij dit 'eiland' zou gaan om de Azoren of de Canarische eilanden is onwaarschijnlijk. Die kunnen niet een enorme vloot aan zeeschepen aan voldoende lading helpen.

 

Oude Ierse mythen vertellen van een verafgelegen, sprookjesachtig eiland in het verre westen, dat ze Brasil noemen. Op een oude zeekaart uit 1325 van Angelino Dulcert (gemaakt in Majorca) staat Brasil ook vermeld, maar als een eiland, ver ten zuidwesten van Ierland gelegen. En daarmee roepen Dulcert en de Ieren enorme vragen op. Zij hadden blijkbaar een kennis, die later verloren is gegaan.

 

Archeologie

De verloren gegane Steen van Paraíba (Brazilië) blijft een punt van heftige controversen. Daarover heb ik geschreven in ‘De Ontdekking van Amerika I’. De verschillende (veronderstelde) Sumerische en Fenicische inscripties in Noord- en Zuid-Amerika leveren ook veel discussie op. Zij zouden bewijzen dat er een Fenicische/Aziatische presentie was in zowel Noord- als Zuid-Amerika 2000 jaar vóór Columbus. Maar alles tezamen: genetisch speurwerk, taalstudies, archeologische vondsten en oude geschiedenissen, mythen en legenden wijzen in dezelfde richting: het Oosten. En dat is tegen de ‘regels’ en enorm spannend. Er lijkt een oude, stevige band te bestaan tussen de volken van de oude en de nieuwe wereld. Maar wat heeft dat dan te betekenen?

 

Niet voor het eerst

Het is zeker niet eerst in onze tijd dat we een andere kijk horen op de herkomst van de indianen. In de V.S. gebeurt dit al sinds 1830, want in het Boek van Mormon staat dat de indianen afstammen van Israël. Voor die tijd leefde die gedachte ook al, in feite sinds de herontdekking van Amerika door Columbus in 1492. Al snel waren er Spanjaarden, vaak missionarissen, die een goede band hadden met lokale volken en die hun taal leerden. Zij maakten uit diverse overleveringen op dat de volken van Latijns-Amerika afstamden van volken in het oosten, en niet in het westen (Oost-Azië). In Nederland werd die stelling verkondigd door een uit Portugal gevluchte Jood, Menasseh ben Israel (1604 – 1657). Hij schreef een invloedrijk boek dat in 1650 in Londen verscheen: “Hope of Israel”. Daarin haalt hij eerdere schrijvers aan, die toen al beweerden dat de Carthagers de eersten waren met nederzettingen in Amerika en dat ook diverse Joodse stammen daarheen emigreerden. (Er is niets nieuws onder de zon!)

 

We moeten in onze kijk op de geschiedenis veel meer rekening houden met verloren gegane kennis. Veel oude culturen waren hoog ontwikkeld. Maar daarop zie je dan weer veel minder ontwikkelde culturen die de macht verkrijgen. Meestal overwonnen onontwikkelde, roofzuchtige staten de meer vreedzame, ontwikkelde volken. Vaak raakte dan vrijwel alle opgedane kennis kwijt. Dat kan ook ons overkomen. Eén wereldwijde natuurramp is maar nodig, waarbij bijna alle mensen sterven. De weinigen die overleven, leven van de hand in de tand. Geen onderwijs meer. Geen boeken. Binnen honderd jaar ontstaan sprookjes over bovennatuurlijke supermensen die zelfs konden vliegen en over honderden kilometers met elkaar konden communiceren. Nog weer een generatie verder beseft iedereen dat dat sprookjes zijn, omdat zulke dingen gewoonweg onmogelijk zijn...

 

Conclusie

Met dank aan Collins en Evenboer – en verder heb ik zelf veel gelezen en gepuzzeld over deze materie. Het is interessant dat Evenboer nu, bij nader inzien, dezelfde vraagtekens zet als ik over de documenten van de indianen. Met deze materie ontkom je er niet aan om te speculeren, combineren en veronderstellen... Maar misschien moeten we de hele mensheidsgeschiedenis reviseren, en zeker die van Amerika. Daar bestaan dringende redenen voor.

 

Bram Krol

10-6-2015

Vernieuwd 10-06-2020

 

Lees ook: https://www.bramkrol.com/gemeentegroei/artikelen/266-de-ontdekking-van-amerika-ii

 

Noten:

*1 Herodotus, Historiën, VI, 42 “I wonder then at those who have parted off and divided the world into Libya, Asia, and Europe, since the difference between these is not small; for in length Europe extends along by both, while in breadth it is clear to me that it is beyond comparison larger; for Libya furnishes proofs about itself that it is surrounded by sea, except so much of it as borders upon Asia; and this fact was shown by Necos king of the Egyptians first of all those about whom we have knowledge. He when he had ceased digging the channel which goes through from the Nile to the Arabian gulf, sent Phoenicians with ships, bidding them sail and come back through the Pillars of Heracles to the Northern Sea and so to Egypt. The Phenicians therefore set forth from the Erythraeian Sea and sailed through the Southern Sea; and when autumn came, they would put to shore and sow the land, wherever in Libya they might happen to be as they sailed, and then they waited for the harvest: and having reaped the corn they would sail on, so that after two years had elapsed, in the third year they turned through the Pillars of Heracles and arrived again in Egypt. And they reported a thing which I cannot believe, but another man may, namely that in sailing round Libya they had the sun on their right hand.” Hier wordt het continent Afrika ‘Lybia’ genoemd. 

 

*2 Diodorus van Sicilië (= Diodorus Siculius; 90 v.C. – 30 v. C.), boek V, 19, 20: “19.1. But now that we have discussed what relates to the islands which lie within the Pillars of Heracles, we shall give an account of those which are in the ocean. For there lies out in the deep off Libya an island1 of considerable size, and situated as it is in the ocean it is distant from Libya a voyage of a number of days to the west. Its land is fruitful, much of it being mountainous and not a little being a level plain of surpassing beauty. 2 Through it flow navigable rivers which are used for irrigation, and the island contains many parks planted with trees of every variety and gardens in great multitudes which are traversed by streams of sweet water; on it also are private villas of costly construction, and throughout the gardens banqueting houses have been constructed in a setting of flowers, and in them the inhabitants pass their time during the summer season, since the land supplies in abundance everything which contributes to enjoyment and luxury. 3 The mountainous part of the island is covered with dense thickets of great extent and with fruit-trees of every variety, and, inviting men to life among the mountains, it has cozy glens and springs in great number. In a word, this island is well supplied with springs of sweet water which not only makes the use of it enjoyable for those who pass their life there but also contribute to the health and vigour of their bodies. 4 There is also excellent hunting of every manner of beast and wild animal, and the inhabitants, being well supplied with this game at their feasts, lack of nothing which pertains to luxury and extravagance; for in fact the sea which washes the shore of the island contains a multitude of fish, since the character of the ocean is such that it abounds throughout its extent with fish of every variety. 5 And, speaking generally, the climate of the island is so altogether mild that it produces in abundance the fruits of the trees and the other seasonal fruits for the larger part of the year, so that it would appear that the island, because of its exceptional felicity, were a dwelling-place of a race of gods and not of men. 20.1 In ancient times this island remained undiscovered because of its distance from the entire inhabited world, but it was discovered at a later period for the following reason. The Phoenicians, who from ancient times on made voyages continually for purposes of trade, planted many colonies throughout Libya and not a few as well in the western parts of Europe. And since their ventures turned out according to their expectations, they amassed great wealth and essayed to voyage beyond the Pillars of Heracles into the sea which men call the ocean. 2 And, first of all, upon the Strait itself by the Pillars they founded a city on the shores of Europe, and since the land formed a peninsula they called the city Gadeira (d.i. Cadiz; AJK);2 in the city they built many works appropriate to the nature of the region, and among them a costly temple of Heracles,3 and they instituted magnificent sacrifices which were conducted after the manner of the Phoenicians. And it has come to pass that this shrine has been held in an honour beyond the ordinary, both at the time of its building and in comparatively recent days down even to our own lifetime. Also many Romans, distinguished men who have performed great deeds, have offered vows to this god, and these vows they have performed after the completion of their successes.4 3 The Phoenicians, then, while exploring the coast outside the Pillars for the reasons we have stated and while sailing along the shore of Libya, were driven by strong  p151 winds a great distance out into the ocean. And after being storm-tossed for many days they were carried ashore on the island we mentioned above, and when they had observed its felicity and nature they caused it to be known to all men.5 4 Consequently the Tyrrhenians, at the time when they were masters of the sea, purposed to dispatch a colony to it; but the Carthaginians prevented their doing so, partly out of concern lest many inhabitants of Carthage should remove there because of the excellence of the island, and partly in order to have ready in it a place in which to seek refuge against an incalculable turn of fortune, in case some total disaster should overtake Carthage. For it was their thought that, since they were masters of the sea, they would thus be able to move, households and all, to an island which was unknown to their conquerors.” Dit slaat niet op de Britse eilanden, want die kende Diodorus goed en direct op deze woorden volgend schrijft hij daarover.

 

*3 De Mirabilibus Auscultationibus (ong. 350 v. C.), paragraaf 84: “In the sea outside the Pillars of Heracles they say that a desert island was found by the Carthaginians, having woods of all kinds and navigable rivers, remarkable for all other kinds of fruits, and a few days' voyage away; as the Carthaginians frequented it often owing to its prosperity, and some even lived there, 837Athe chief of the Carthaginians announced that they would punish with death any who proposed to sail there, and that they massacred all the inhabitants, that they might not tell the story, and  p273 that a crowd might not resort to the island, and get possession of it, and take away the prosperity of the Carthaginians.” De pilaren van Hercules begrenzen het smalste deel van de Straat van Gibraltar.