aelv-1.jpg

VERWORPEN EN VERKOZEN

                Het verhaal van Surya uit Dhankuta, Nepal

Vishnukarma. Bij het horen van die achternaam haalt een Nepalees zijn neus op. Dat zijn mensen die niet meetellen, kastenlozen, lager dan de laagsten, minder waard dan een hond. Het geloof in Nepal is gebouwd op hoog en laag. Hoog zijn de Brahmins, de priesterkaste. Laag zijn de handwerkslieden. Maar sommigen zijn nóg lager. Die groet je niet. Die mogen niet in jouw huis komen. Als ze iets aanraken, beschouw je dat als onrein. Drinken ze uit een kopje van jou, dan moet je dat daarna stuk gooien. Vishnu Karma’s horen ij het uitschot der aarde.

Chavi Lal Vishnukarma woonde in het plaatsje Hiley in de bergen van Oost-Nepal. Hij was eraan gewend dat mensen hem beledigden en minstens uit de weg gingen. Hij mocht niet zitten op de bank onder de heilige boom in het plaatsje. Die was alleen bestemd voor de hogeren in de maatschappij. Daar mochten zelfs de schoenmaker en de slager niet zitten. Hij al helemaal niet. Hij lette er zelfs niet meer op. Je hebt nu eenmaal hoog en laag in de wereld. En hij was lager dan laag.

Er gebeurde iets vreemds. Geheel onverwacht. “Hé, Chavi Lal, hoe gaat het met je?” hoorde hij zeggen. Het was Dev. Dev hoorde bij de priesterkaste. Hij was hoog. Chavi Lala laag. Dev had nog nooit met hem gepraat. Wat had dat te betekenen? “Heb je geen trek in een kop thee?” Zonder een antwoord af te wachten zei Dev: “Loop maar even met me mee. Mijn vrouw is net thee aan het klaarmaken.” En zo in enen, ploeps, kwam Chavi Lal voor het eerst van zijn leven, als man van 45, bij iemand van de hogeren in huis. Hij kreeg zelfs geen kans om ‘nee’ te zeggen. Er werd een kop thee voor hem neergezet, met veel melk en suiker, anders dan thee met zout, wat de armen drinken. Hij was erg gespannen. Wat een mooie stoelen en een hoge tafel! Mooie kleden op de bedden. Dat had hij zelf niet. Zijn handen trilden toen hij zijn thee dronk.

“Chavi Lal, ik heb je iets te vertellen. Ik ben christen geworden. Dat is zo’n mooi geloof. Ik zal je er wat van vertellen…” Nu begon hij er iets van te begrijpen. Dev was uit de maatschappij geknikkerd. Niemand van zijn kaste wilde nog iets met hem te maken hebben. Christenen behoorden ook tot het uitschot. Dus nu voelde Dev wat Chavi Lal zijn hele leven had gevoeld. Eigen schuld. Dan moet je ook maar niet zo dom doen. Waarom zou een mens zijn religie verlaten? Hij nam zich voor om het christendom verre van zich te houden. Een mens moet het niet beter weten dan zijn voorouders. Zoveel wist Chavi Lal wel. Als hij christen zou worden, zou het leven ondraaglijk voor hem worden. Dan zou hij niet alleen door de maatschappij, maar zelfs door zijn eigen familie en vrienden worden verstoten. Hij keek wel uit.

Maar de thee was lekker en het gevoel mee te tellen was heerlijk. Dat had hij nog nooit meegemaakt. Dus kwam hij geregeld bij Dev. “Chavi Lal, Jezus is een Redder. Heb jij ooit een Redder gevonden?” Nou, nee. Daar had hij nooit over nagedacht. Beetje bij beetje begon hij iets van dat onbekende geloof begrijpen. Op een dag kwam hij in zijn armoedige hutje, terug van de theevisite, en zei tegen zijn vrouw en kinderen: “Wij worden allemaal christen.” Niemand durfde hem tegenspreken, maar ieder vreesde de toekomst.

Intussen had Dev een groepje nieuwe gelovigen om zich heen verzameld. Met de hulp van een Koreaanse zending werd er een klein kerkje gebouwd (1989). Chavi Lal werd voor de opening uitgenodigd. Hij dacht dat het om een soort tempeltje zou gaan, met beelden of afbeeldingen van de stralende zon, waar je hanenbloed op druppelt en waar je rode bloemblaadjes op  neerlegt. Maar het gebouw was leeg, op stoelen en een kansel na, en een poster met een afbeelding van Jezus met uitgestrekte armen. Maar ook voor die poster werd niets neergelegd of geslacht en niemand knielde ervoor neer. Dev hield een toespraak. En hij zong een lied, samen met zijn vrouw en dochter. Anderen probeerden vals wat mee te zingen of te neuriën. En toen baden ze. Dat was alles. Het was niets bijzonders. Maar bij thuiskomst werd Chavi Lal uitgekafferd door zijn broer. 

In de weken die volgden bereidde Chavi Lal zich voor op zijn doop. Thuis vertelde hij wat hij geleerd had. Maar er ontstond een grote verwijdering tussen pa aan de ene kant, en zijn vrouw en negen kinderen aan de andere. “Pa, je loopt voor schut. Iedereen lacht je uit,” zei zijn oudste zoon. Chavi Lal wist niet hoe hij zijn eigen gezin kon overtuigen. Hoe moest dat nu verder?

Het werd 1990. In het woonwijkje van Chavi Lal klonk rumoer, juichen, lachen, schreeuwen, klappen. “Sunar is terug!” Chavi Lal ging erop af. Sunar? Die was 20 jaar eerder vertrokken naar India, om geld te verdienen. Nooit meer iets van gehoord. De familie was er al jaren van overtuigd dat hij dood was. Maar opeens was hij komen aanzetten. Hij kwam terug als een heer, met mooie kleren. Met de bus was hij vanuit Dharan gekomen over de nieuwe weg, en met een grote reiszak op zijn rug was hij naar de rand van Hiley gelopen, waar zijn oude moeder woonde. “Leef je nog?” zei ze, en daarna kon ze niets anders meer dan huilen. “Ma, ik was zo bang je niet meer te zien,” zei Sunar. Iedereen was door het dolle heen van blijdschap. Sunar had cadeautjes voor al zijn broers en zussen, omslagdoeken, broeken, T-shirts - en voor zijn moeder een prachtige sari.

Sunar wond er geen doekjes om. “Ik ben christen geworden. Dat is heel goed. Jullie zouden dat ook moeten. Maar jullie weten daar niets van. Ik zal het je wel vertellen.” Opeens had Chavi Lal een medestander. En opeens wilde de familie wel luisteren. De eerstvolgende zaterdagse kerkdienst* was het kerkje gevuld met nieuwsgierige leden van de Vishnukarma familie. Dev, de evangelist, keek stomverbaasd. Enkele weken later werd Chavi Lal met zijn gezin gedoopt. Zijn jongste zoon, Surya, was toen 10 jaar oud.

Al voor zijn doop zei Surya Lal Vishnukarma (bijgenaamd: Sasankar, naar de clan waar hij toe behoort): “Ik word dominee!” Iedereen lachte. “Ach, dat jong, moet je hem nou horen…” zeiden zijn oudere broers en zussen. “Dat is niks voor een Vishnukarma, als je dat maar weet!” Maar Surya was overtuigd, meer dan je van iemand van zijn leeftijd mag verwachten. Dev ondersteunde hem. “Als de Geest hem nu eens leidt…? Dat is niet aan leeftijd gebonden.” Uit eigener beweging maakte Surya elke week de kerk schoon. Niemand hoefde hem dat te vragen. Hij wilde God dienen, en dat leek hem een goed begin.

Zoals veel christenen bevestigde Chavi Lal een kruis op zijn huis. In het begin tekende hij dat op een stuk papier. Maar buurtbewoners vernielden dat, telkens opnieuw. “Zulk tuig willen wij hier niet! Jullie denken zeker dat je alles maar kunt maken, hé? Maar jullie zijn het uitschot van de maatschappij, vergeet dat niet.” Elke dag opnieuw tekende Chavi Lal, of één van zijn kinderen, weer een kruis en hing dat op. Ze voelden zich meer verworpen dan ooit, omdat ook hun eigen familie en hun clan (allen met dezelfde achternaam), zich tegen hen keerde. Maar ze hadden ook nieuwe vrienden. In hun kerk telden de kastentegenstellingen niet langer.

In maart 1998 verkreeg Surya het diploma van klas 10 (basisonderwijs en MAVO). Niemand uit het gezin van Chavi Lal had het zo ver geschopt. Daarna zag Surya de kans schoon om te gaan studeren aan een Bijbelschool in Kathmandu. Het was een korte opleiding van maar een half jaar. Maar hij leerde er veel. Na het volbrengen van die studie kreeg hij een kans om verder te leren in Kerala, in het zuiden van India. Dat was een zware opgave. Hij had dan wel een beurs gekregen, maar kende geen Engels, de voertaal van het Bible College waar hij terecht was gekomen. De eerste week daar was een ramp. Hij kon met niemand praten. De studenten (afkomstig uit alle windrichtingen) spraken onder elkaar Hindi. Op straat spraken de mensen Malayam. In de klas werd Engels gesproken. Geen van die talen kende hij. Hij voelde zich wanhopig. Dit had geen kans van slagen. Hij trok zijn conclusies en besteede het weinige zakgeld dat hij had meegekregen voor een kaartje voor de trein, terug richting Nepal.

De treinreizen duren lang in India. Na 7 uur begon de verveling toe te slaan. Surya begon in zijn Bijbel te lezen. Hij sloeg ‘m  zomaar ergens in het midden open. Zijn oog viel op Spreuken 16:3: “Vertrouw uw werken aan de HEERE toe, en uw plannen zullen bevestigd worden.” In zijn paniek en ellende was hij dat vergeten. Hij had geleerd dat elk woord van de Bijbel een boodschap voor ons heeft. Deze boodschap viel hem hard. Hij begreep opeens dat hij, in al zijn pogingen om zich aan te passen en zich verstaanbaar te maken, zijn geloof opzij had geschoven. Hij vocht een half uur met zichzelf. Toen wist hij het weer. Op het eerstvolgende station nam hij de trein terug.

In de weken die volgden werd Surya geholpen met het leren van Engels. Hij bleek een pientere student, en binnen twee maanden kon hij de lessen in het Engels goed volgen. Hij was snel van begrip en verwierf aan het eind van dat eerste studiejaar de ‘excellency award’, bestemd voor de allerbeste onder de 42 studenten van zijn lichting. Ook de twee jaar die volgden sloot Surya op dezelfde wijze met dezelfde eer af. Hij kreeg een bijbaantje toegespeeld door het bestuur van de hogeschool, waardoor hij een klein zakgeld kon verdienen als hulp van de bibliothecatris. Hij hoefde zijn familie niet lastig te vallen om zakgeld. En zo kon hij uren lang doorbrengen tussen de boeken, die hem steeds meer interesseerden.

In 2002 rondde Surya zijn studie af. Al tijdens zijn laatste studiejaar werd hem voorgesteld dat hij als pionier het Evangelie mocht brengen in gebieden in Nepal waar nog geen kerken waren. Hij heeft twee-en-een-halfjaar kunnen werken als evangelist, betaald door zijn school. Daarna was die proefperiode voorbij. Hij moest zelfstandig aan de slag. Vanaf 2004 werkte hij als evangelist in de toeristenwijk van Kathmandu, Thamel, waar hij in zijn eigen onderhoud voorzag als eigenaar van een winkeltje, waar hij Nepalese zwaarden (ook gebruikt als hakmessen op het land) verkocht, khukuri’s. Hij bouwde in die wijk een klein kerkje op. 

In een toeristenwijk heb je niet alleen winkeliers en toeristen. Er zijn bijvoorbeeld ook misdadigers en benden. Eén van die misdadigers heette Narayan. Hij werd een vriend van Surya. 

De grote verandering in het leven van Narayan voltrok zich nadat hij een keer in elkaar was geslagen door leden van een andere bende. Ze lieten hem voor dood achter. Hij begreep dat hij een punt moest zetten achter inbraak, afpersing, alcohol en drugs. Hij werd verzorgd door Surya, die hem onderdak gaf, medicijnen, voedsel en drank. “De rest van mijn leven is voor Jezus,” zei Narayan. En hij brak met duisternis en misdaad.

Narayan sloot dus ook zijn nachtclub. Hij begon in dat gebouw met een textielwerkplaats, die al snel uitgroeide tot een textielfabriek. Hij is daarvan de directeur. Er werken nu tientallen mensen. Maar Narayan is ook een goed leider en evangelist. Meer dan 100 mensen zag hij in enkele jaren tot geloof komen. Het kleine kerkje, waarmee Surya begon, werd een grote gemeente. 

In 2007 kwam Surya in contact met de Methodistenkerk in Maleisië. Die zocht een evangelist voor de talloze (500.000 officieel en nog eens 200.000 illegaal) Nepalese fabrieksarbeiders (beter: slaven…) in Maleisië. Sommigen kwamen naar sociale activiteiten van de kerk, maar niemand kon goed met hen praten. De werkers leerden nooit Maleis of Tamil, de twee talen die deze kerk gebruikt. Het werd door de overheid zelfs niet op prijs gesteld als de werkers contact hadden met de lokale bevolking. Ze werden daar zoveel mogelijk van geïsoleerd. Surya werd uitgekozen om als evangelist in Maleisië te werken.

Wat een belevenis. Een heel ander land dan Nepal of India, en dan ook nog een reis met een vliegtuig! Surya wijdde zich ten volle aan zijn opdracht. Hij bezocht de werkers in hun armoedige kampementen met fantasieloze gebouwen met kleine kamertjes volgestouwd met stapelbedden. Veel Nepalese werkers moeten wel in het buitenland werken, want ze kunnen in hun eigen land niets verdienen. Maar in den vreemde zijn ze rechteloos en vaak wanhopig. Hun paspoorten worden van hen afgenomen, ze mogen niet reizen in het land waar ze werken en velen mogen zelfs het kamp waar ze verblijven niet verlaten. Pas als een kerk het voor hen opneemt, mogen ze af en toe een uurtje weg ‘om vrienden te ontmoeten’. Want Malesië werkt - als overwegend islamitisch land - de kerk tegen.

In het eerste jaar kwamen er tegen de 100 Nepalese werkers tot geloof. Die verkondigden hun geloof weer aan hun collega’s en aan hun vrienden en familie in Nepal. Surya schat, dat gedurende de vijf jaar die hij in Maleisië verbleef, ongeveer 2000 mensen, direct en indirect door  zijn activiteiten tot geloof zijn gekomen.

In 2009 had Surya 6 weken vakantie. Hij ontmoette een alleraardigste jonge vrouw, Grace, dochter van ouders uit Darjeeling (India). Ze had een groot deel van haar leven in Bhutan gewoond, waar haar ouders werkten bij de Lepra Zending. Later gingen ze werken in het zuiden van Nepal, waar ook een leprozen ziekenhuis staat. Ze trouwden op stel en sprong (niet ongebruikelijk in Nepal). Na zijn huwelijk vertrok Surya weer naar Maleisië. Pas in 2012 besloot hij zich weer definitief in Nepal te vestigen, omdat zijn vrouw in verwachting was.

Eén van de eerste dingen die hij meemaaakte was het huwelijk van een oud-collega winkelier uit Thamel. Chhattra Shresta, bijgenaamd Johny, was een oude vriend van Surya. Hij had eigenlijk geen geld om een huwelijksfeest te  geven, maar Narayan, die inmiddels predikant was van de door Surya gestichte kerk in Kathmandu, nodigde hem uit om dat feest in zijn grote huis te geven. Hij zorgde voor voedsel en drankjes. Narayan was welgesteld, want zijn textielfabriek deed het goed. Johny kwam tot geloof en wist in no time dertig van zijn familieleden te winnen voor het geloof in Christus.

Surya werd uitgenodigd om ook predikant te worden van de kerk die hij ooit zelf had gesticht, de Preranakerk (Prerana: inspiratie). Deze was uitgegroeid tot een grote gemeente, zeker na de toevloed van familieleden van Johny. Er komen elke week meer dan 400 mensen samen. De kerk heeft drie predikanten, die deels ook een baan ‘in de wereld’ hebben, zoals Narayan.

Maar het verhaal van Surya is nog niet af. Hij wordt getrokken tot evangelisatiewerk en pionieren. Hij maakt nu de ommezwaai van predikant in een (voor Nepalese begrippen zeer grote) gemeente (wat hij te ‘tam’ vindt) tot rondreizend evangelist en pionier voor het Evangelie, samen met Facilite-Nepal, echt een pioniersbeweging. Wat zal de toekomst brengen? Hij kan zeggen: “Wqat de toekomst brengen moge, mij geleidt des Heren hand.”

Bram Krol

(In het verhaal van Surya maken we kennis met veel aspecten van het leven in Nepal. Mij spreekt het aan, omdat ik, nog voordat hij werd gedoopt, al in Hiley kwam. En ook, omdat ik Facilite in Nepal heb opgezet. Ik hoop nog veel met hem te kunnen samenwerken.)

 

  • De kerken in Nepal vergaderen op zaterdagen, de traditionele vrije dag in het land.