Actuele aanvallen op het Christelijke geloof weerlegd

              Kritieken van Tjarko Evenboer weerlegd

Een man die aandacht trok met een apologetisch boek, De Wereldwijde Vloed, uitgegeven door Gideon-Hoornaar (2012) heeft in de jaren na de publicatie het geloof - dat hij eerst aanhing - vaarwelgezegd. De auteur, Tjarko Evenboer heeft daarop een uitgebreide aanval op dat geloof ingezet op zijn site: dewereldwijdevloed.nl. In 11 lange artikelen brengt hij tal van argumenten naar voren die volgens hem het onhoudbare van dat geloof laten zien. Die stap heeft bij velen, vooral onder de hoger geschoolden, een grote schok veroorzaakt. Het is niet gemakkelijk al die punten te weerleggen. Evenboer haalt enorm veel overhoop. De kans bestaat dat velen denken dat zijn overvloed aan argumenten op zijn minst laat zien dat er van alles fout zit met Bijbel en geloof. Maar hoe sterk zijn die argumenten?

 

Uit de enorme zondvloed van kritiek heb ik enkele punten uitgekozen als belangrijkste. Die behandel ik in dit artikel. Ook de andere komen aan de orde. Ik doe dat aan de hand van de artikelen van Evenboer zoals die voor 10 juli 2020 op zijn site vermeld stonden. Latere wijzigingen laat ik hier buiten beschouwing. Aan die artikelen heb ik een verweer tegen zijn argumenten gekoppeld. Ik hoop dat te publiceren op deze site als volgt: Ik geef de kritische artikelen onveranderd door, met noten die ik er zelf aan heb toegevoegd onderaan die artikelen. De hele reeks verschijnt met tussenpozen.

 

Het bijzondere van Evenboer is dat hij de kunst verstaat om grote hoeveelheden informatie te verwerken. In zijn artikelen laat hij ook iets van zichzelf en zijn persoonlijke strijd zien. Hij heeft lang onder een zware pressie geleefd, deels doordat hij die aan zichzelf oplegde en deels vanwege een strakke groepsethiek van een Christelijke gemeenschap. Hij geeft er getuigenis van (om een Christelijke term te gebruiken) hoe gelukkig en vrij hij zich nu voelt. Dat is hem van harte gegund. Maar is dat een aanklacht tegen het Christelijke geloof of tegen een bepaalde scheefgroei in het persoonlijke leven van ex-apologeet Evenboer?

 

De methode van de kritiek is: een wangedrocht maken van een punt uit de geloofsleer, dan stellen dat dit typisch is voor het Christelijke geloof en dat dan bestrijden. Dat is de methode van de overdrijving. Maar in dit alles reikt Evenboer ons een aantal punten aan die best eens bekeken mogen worden. Dat doe ik hier in verkorte vorm doe en later uitgebreider. Aangezien deze kritiek ook elders gehoord wordt, hoop ik zo degenen die zich daardoor aangesproken voelen, toe te rusten met andere inzichten.

 

Nu al wil ik nog iets aan de orde stellen. Is het geloof vooral te beschouwen als een stel opvattingen? In dat geval kun je spreken van een intellectualistische benadering van het geloof. Dat doet Evenboer sterk. Na hoeveel bewijzen van het gelijk van de Bijbel wordt iemand gelovig – of, wanneer het om het tegendeel gaat, na hoeveel kritiek verliest iemand zijn geloof? Is het geloof iets waar je examen in kunt doen? Maar het geloof is niet het gevolg van kennis. Kennis speelt een zijdelingse rol. Het is het contact met God en het kennen van zijn genade.

 

Een verdere zwakte in de kritieken van Evenboer is dat hij zich sterk teweerstelt tegen een variant van de charismatische stroming, waar hij toe behoorde. Maar dat zegt nauwelijks iets over het Christelijke geloof in het algemeen.

 

De belangrijkste aanklachten in de serie artikelen “Waarom ik het Christelijk geloof verlaat” zijn in mijn ogen de kritiek op het Godsbeeld (1), veronderstelde fouten in de Bijbel (2), de onjuiste informatie die de Bijbel over Jezus biedt (3), de vergeving van zonde door de dood van Jezus aan het kruis (4) en het geloof als een vorm van hersenspoeling (5). Deze vijf punten zal ik in dit inleidende artikel aan de orde stellen.

 

  • 1. Wie is God?

God is bloeddorstig, vooral in het Oude Testament. Je zou zelfs van verschillende opvattingen over God kunnen spreken in de ontwikkeling van de Bijbel. De oorspronkelijke wraakzuchtige stamgod zou in de loop der tijd steeds meer kosmische en vreedzame trekken hebben gekregen. Maar er blijft ook dan een ‘zwarte kant’ van God bestaan, luidt de kritiek. In de Bijbel heeft Hij de opdracht gegeven om miljoenen mensen te vermoorden. Hij is zelfs een gevaar voor zijn eigen aanhang, want Hij is grillig in zijn besluiten en kan om minimale redenen iemand de dood injagen. Evenboer spreekt zelfs over een obsessie van de God van de Bijbel met wraak en moord.

 

God zou puur liefdevol moeten zijn, begripvol, zonder enige hardheid. Dat is het beeld dat ons wordt voor geschilderd. Omdat die liefde, volgens Evenboer, in de Bijbel vaak ontbreekt, klopt er iets niet in het Godsbeeld van de Bijbel of van het Christelijke geloof. Is die aantijging correct? Voorbeeld: Ik vind dat een echte leeuw liefaardig en tandeloos is. Aangezien de leeuw in de dierentuin wel tanden heeft, kom ik tot de conclusie dat die ‘dus’ niet echt is. Zie je wat er fout gaat in deze ‘conclusie’?

 

Wat hier gebeurt is dat de criticus een zelfbedacht Godsbeeld schept en dat als de uiteindelijke waarheid voorstelt. Daarmee valt hij dan de Bijbel aan. Op die manier kun je alles verdacht maken en voor je eigen gevoel altijd gelijk hebben. Maar de methode is verwerpelijk en gemakkelijk. Ze is niet het gevolg van een logische redenering. Dit komt voort uit persoonlijk ongenoegen. Dat is een zwakke basis om een waarheidsbeeld op te bouwen.

 

Die moeilijkheid blijkt ook uit het feit dat Evenboer geen duidelijke scheiding tussen een verondersteld ouder en een nieuwer Godsbeeld kan aanbrengen. De verandering van ‘stamgod’ naar een verheven beeld van God is in de Bijbel niet aan te wijzen, slechts te veronderstellen, maar dan met de nodige fantasie. Bovendien zou dan moeten worden aangetoond dat de God van Israël oorspronkelijk meer weg had van Baäl, (of andere oude godheden) dan van de God van het Nieuwe Testament. Maar vanaf de oudste tijden was de God van Israël duidelijk anders dan de Baäls etc. van de omringende volken.

 

Heeft God een obsessie voor wraak en dood? Kun je dat uit de Bijbel halen? Onweerlegbaar vinden we veel dood en verderf in de Bijbel. Volgens Evenboer komt de dood van miljoenen vanwege directe opdrachten van God. Is de enige verklaring die je kunt bedenken dat God bloeddorstig is en grillig? Of zijn er andere oorzaken? Bijvoorbeeld: de zonde van de mensen, het voortbestaan van het volk Israël, bescherming van het Godswoord als bron van leven voor iedereen, het resultaat van een zelfgekozen, eigenzinnige weg van de mensen? Die verklaringen tref je keer op keer aan in de Bijbel. De stelling dat het God erom gaat om vooral te vernietigen is geheel uit de lucht gegrepen. Dan zou de wereld niet meer bestaan. Dat is een emotionele uitroep, maar geen zinvolle gedachte.

 

Kan God liefdevol zijn en tegelijk ook hard? Die twee karaktertrekken sluiten elkaar niet uit. Een agent of onderwijskracht kan vriendelijk zijn en tegelijk heel consequent in de uitvoering van sancties. Door de mogelijke band tussen die twee te ontkennen, schetst Evenboer een Godsbeeld dat niet overeenstemt met de Bijbel. Op grond van die fantasie stelt hij dat de God van de Bijbel niet deugt – maar wat niet deugt zijn de veronderstellingen die hij hanteert.

 

Kun je God een stamgod noemen? De aan stammen of volken gebonden godheden waren altijd op de hand van hun volk. De God van de Bijbel keert zich geregeld ook tegen zijn eigen volk. Denk maar eens aan de aankondiging van de ballingschap, al in de tijd van Mozes en later ook uitgesproken door tal van profeten. De stamgoden waren vaak vruchtbaarheidsgoden – ze drukten het verlangen naar overvloed en succes uit. Ze waren een verlengstuk van het menselijke begeren. Dat kun je nergens van de God van Israël zeggen.

 

De Bijbel keert zich tegen de idee van een stamgod, bijvoorbeeld in de naam van God (JHWH, ‘Hij die er altijd is’). “Zijt gij voor Mij niet gelijk aan de kinderen der Ethiopiërs, o kinderen Israëls? Luidt het woord des Heren. Heb Ik Israël niet uit het land Egypte gevoerd en de Filistijnen niet uit Kaftor en de Arameeërs uit Kir?” (Amos 9:7; Amos profeteerde voor 750 v. C.) 

 

Wat blijft bestaan is het raadsel van de zonde in de mens en dat van het lijden in de wereld, de zin van het bestaan en het bestaan van een eeuwigheid. Maar die raadsels worden niet kleiner door de Bijbel te verwerpen. Geen enkele filosofie of religie heeft een antwoord dat alle onbegrepen zaken afdoende verklaart. Maar het feit dat we zaken niet begrijpen is geen geldige reden om het geloof in God te verwerpen. Geen enkele gelovige heeft alle vragen opgelost. Geloof is niet het gevolg van kennis – laat staan van een alomvattende kennis.

 

Een ander raadsel is het bestaan van God. Je kunt God niet aanwijzen of bewijzen. Het gaat om een overtuiging zonder absoluut geldige argumenten. Datzelfde geldt voor het niet-bestaan van God, het geloof in een doel voor het leven of een blijvend innerlijk houvast voor de mens of het ontbreken daarvan. Welk antwoord iemand ook aanhangt – er is in elk geval sprake van een geloof of een niet te bewijzen aanname.

 

Vanaf het begin van het Oude Testament vinden we een God die verheven, goed en rechtvaardig is, liefdevol en zorgzaam. Vanaf het begin vinden we ook de bestraffing van het kwaad. Nergens kun je uit opmaken dat er verschillende ‘beelden’ van God bestaan. Dezelfde God is liefdevol, maar stelt eisen en geeft sancties. Het is niet moeilijk om zo bijvoorbeeld ook het boekje Nahum te lezen, waar in de aanvang het Godsbeeld lijkt te voldoen aan de kritiek die ik hier behandel. God heet daar: Wreker en Hij is grimmig. Maar dan zie je in het vervolg dat Hij de enorme misdaden van Ninevé uiteindelijk bestraft, waarbij je moet concluderen dat deze straf meer het gevolg is van de eigen actie van de mensen.

 

Uiteindelijk zal ieder een keuze moeten maken, niet vanuit een opgelegde dwang, maar vanuit een innerlijke behoefte. Of deze wereld is een toevalstreffer en er is geen wezenlijk doel dat de mens moet nastreven. Misschien is er een pragmatisch, tijdelijk doel – goed zijn voor anderen om zo zelf ook goed te kunnen leven. Maar dan is het leven zelf het doel, desnoods: rustig leven of veel doen en veel genieten. Maar dan ligt de walging op de loer. Dan leven we in een leegte. Of er is een doel dat uitgaat boven de mens en zijn tijdelijke bestaan? Dat ligt dan besloten in God of een godheid of in het ‘Al’. Dan dient het menselijke bestaan een hoger doel.

 

In het Christelijke geloof is God het uiteindelijke doel. Alhoewel niemand God kan begrijpen, kan de mens iets ervaren van het goddelijke, zegt een Christen. Wonderlijk genoeg zoekt ook Evenboer zijn uitgangspunt in een godsbestaan, dat hij o.a. weerspiegeld ziet in bijna-doodervaringen en in de Oosterse religies. Zijn vereenvoudigde godsbeeld vindt in die fenomenen geen tegenspraak, al wil hij ook hier geen absolute grond voor zijn ‘geloof’ in erkennen. Het ‘dogma’ van Evenboer is gebouwd op veronderstellingen en enkele bij elkaar gezochte fenomenen. Hoe lang zal hij daarmee vrede hebben?

 

Voor wie het Hogere ontkent, blijft slechts het lagere over, het tijdelijke en de vergankelijkheid. Die zoekt zijn levensdoel in succes, plezier of macht. Zijn levensethiek loopt een groot gevaar op te gaan in eigenbelang en eigen gemak. Als er niets ‘hogers’ meer is, is dat wat er op de loer ligt. Daaraan gaat een maatschappij te gronde.

 

Levert de Bijbel geen vragen op? O ja, waarom niet? Mag je over die vragen nadenken? Allicht! Bestaat er een geloof zonder enige twijfel? Ik ken dat niet. Maar dat alles hoeft niemand te brengen tot een totale verwerping van zijn geloof.

 

Maar moet je dan de moordpartijen waarvan we in het Oude Testament lezen goed vinden? Welnee. We zullen zelfs iemand die daar plezier aan beleeft als ‘vreemd’ beschouwen. Dat vereist het Christelijk noch het Joodse geloof van mensen. Maar om dat alles toe te schrijven aan een ‘karakterfout’ van God gaat te ver.

 

In zijn veronderstellingen tekent Evenboer een evoluerend godsbeeld, zoals sommige wetenschappers dat ook doen. Dat beeld ontwikkelt zich van een primitieve maatschappij en een stamgebonden godheid tot een hogere, meer universalistische voorstelling van God. Dit evolutionaire denken is gangbaar bij velen, maar dat is in het geheel niet bewezen. Heel interessant is dat de man, die mogelijk de eerste historicus op aarde was, de Feniciër Sanchuniathon in ongeveer in 1200 v.C. het tegenovergestelde beweerde. Dat doet de Bijbel in feite ook. Eerst geloofde de totale mensheid in de ene, alomtegenwoordige God. Later ging men vorsten en helden vergoddelijken en ontstond het veelgodendom met een veel primitievere voorstelling van die nieuwe godheden dan het oude, verheven en universele Godsbeeld.

 

Is God dan wraakzuchtig? In zijn afkeer van de zonde, zou je dat soms kunnen denken. Maar dat tekent niet het karakter van God. Zo bijvoorbeeld in Psalm 145: 9 “Zijn barmhartigheid is over al zijn werken.” Die Psalm is internationaal gericht en gaat uit van een eeuwig bestel. Of ook Ezechiël 33: 11, waar God zegt: “lk heb geen behagen in de dood van de goddeloze, maar veeleer daarin, dat de goddeloze zich bekeert van zijn weg en leeft.” God is barmhartig en houdt zich ver van wraakzucht.

 

Terwijl Jona hoopt op haar vernietiging, zegt God tegen hem: “Zou Ik dan Ninevé niet sparen, de grote stad, waarin meer dan honderdtwintigduizend mensen zijn...” (Jona 4:11) Het is heel moeilijk om God in de eerste plaats als wraakzuchtig te tekenen aan de hand van de gegevens uit de Bijbel. Het tegendeel is het geval.

 

  • 2. Fouten in de Bijbel

Er is met de Bijbel geknoeid, volgens Evenboer. Dat om de boodschap aannemelijk te maken. Dat blijkt heel sterk in de Evangeliën, waar verschillende historische aanduidingen niet zouden kloppen (a). De wetten uit de tijd van Mozes zijn slechts kopieën van een oudere wetgeving en ze zijn soms erg onrechtvaardig (b). En wat was het laatste woord van Jezus aan het kruis(c)? Daar bestaan drie verschillende versies van. De Evangeliën zijn heel laat geschreven, misschien wel meer dan honderd jaar na de kruisdood van Jezus. (d) Daardoor zijn ze onbetrouwbaar. Ze je nu hoe rommelig de Bijbel is? Is dat een boek van God? (Ik ga daar kort op in; uitgebreidere redenen geeft ik op de betreffende plaatsen in de kritieken van Evenboer).

 

Wie weinig van deze zaken weet, zal versteld staan van wat hij aan tegenwerpingen leest. Maar kloppen deze aantijgingen? We zullen er enkele nagaan. Het zal ons geloof niet omverkegelen als er eens een probleem opdoemt. We weten niet alles, begrijpen niet alles, missen allerlei belangrijke informatie... Maar als de Bijbel zo’n rommeltje is en zo onbetrouwbaar als Evenboer aangeeft, dan zullen we toch moeite krijgen met haar boodschap. Die klopt dan misschien ook niet...?

 

  1. Diverse historische gegevens uit de Evangeliën zouden niet kloppen, aldus de kritiek, en dat komt dan onder andere omdat die Evangeliën misschien pas meer dan honderd jaar later zijn opgetekend door mensen die Jezus nooit gekend hadden en die de waarheid naar hun hand probeerden te zetten. Maar houdt die kritiek stand?

    Voor een belastingmaatregel hoefden Jozef en Maria niet naar Bethlehem, zoals Lukas vertelt, luidt de kritiek. Bovendien gebeurde dat volgens Evenboer niet in de tijd dat Quirinius stadhouder over Syrië was. Die kwam pas jaren later aan de macht.

    Maar: Als Jozef (nog) stond ingeschreven in Bethlehem, dan moest hij daarheen vanwege de ‘inschrijving’. En Quirinius lijkt tweemaal stadhouder te zijn geweest in Syrië, de eerste keer tijdens de geboorte van Jezus. Je kunt niet met zekerheid onjuistheden aanwijzen in het verslag van Lukas, ook niet op andere punten. Bij nader onderzoek houdt de kritiek gewoonlijk geen stand. En waar er wel vragen overblijven, kun je daar geen dwingende conclusies aan verbinden. Er zijn zaken die we nu nog niet weten. Dat is alles.

  2.  De wetten in de tijd van Mozes zijn niet door God gegeven, maar afhankelijk van het Wetboek van Hammurabi (1750 v. C.). Hammurabi leefde 4 à 500 jaar eerder dan Mozes. Er zijn overeenkomsten tussen de wetten van Mozes en die van Hammurabi. Er zijn echter ook talloze verschillen. Dat er in wetten van volken uit het Midden-Oosten in het tweede millennium voor Christus (dus in dezelfde periode) overeenkomsten worden gevonden, ligt voor de hand. Maar uit de verschillen blijkt een heel andere visie op mens en maatschappij, bestuur en religie. Die verschillen vallen niet uit ‘toevallige omstandigheden’ te verklaren. Waar komen die dan uit voort? Wat of wie zorgde ervoor dat de wetten van Israël zoveel humaner waren?

    Zijn de wetten in het Oude Testament rechtvaardig en humaan? Zo niet, dan kun je vraagtekens stellen bij de goddelijke oorsprong ervan, redeneert Evenboer. Sommige wetten zouden niet deugen, bijvoorbeeld diverse huwelijkswetten. Je kunt naar willekeur vrouwen uit oorlogsgebieden wegroven en dwingen jouw vrouw te worden – aldus de kritiek. Valt dat ooit goed te praten? Nee. De wetten van Israël gaan daar dan ook vierkant tegenin. De kritiek deugt hier niet. Inhumane oorlogswetten bestonden wel bij de volken rondom Israël. Maar voor Israël gold, dat de vrouw die als oorlogsbuit met de troepen van Israël werd meegenomen eerst een volle maand de gelegenheid kreeg tot rouw. Zou ze daarna door iemand tot vrouw worden genomen, dan golden voor haar dezelfde huwelijksrechten en -plichten als voor andere vrouwen. (Op de plaats waar dit aan de orde komt, ga ik er nader op in).

    De vrouw mag niet scheiden, de man wel, zegt Evenboer. Maar er zijn verhalen in de Bijbel die laten zien dat vrouwen tot die stap konden komen. De zaken liggen anders dan wat hij zou willen lezen in zijn speurtocht naar vermeende onjuistheden.

  3. Wat is het laatste woord van Jezus aan het kruis? Er zijn drie mogelijkheden, want drie verschillende uitspraken worden naar voren gebracht. Mattheüs en Marcus hebben het over “Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?”; Lukas noemt dat Hij zijn geest in de handen van God toevertrouwt en volgens Johannes is het: “Het is volbracht”. Maar er is geen enkele reden om deze woorden tegen elkaar uit te spelen. Na het laatste woord van de eerste twee evangelisten volgde er nog een luide kreet. Wat hield die in? En waarom zou Jezus niet meerdere dingen op het einde gezegd hebben, waarbij elke evangelist datgene behandelde wat het beste paste in zijn verslaglegging? Het gaat hier niet om tegenstellingen maar aanvullingen.

  4.  Zijn de Evangeliën inderdaad pas meerdere generaties na Jezus’ dood en opstanding geschreven? Dat is zeer onwaarschijnlijk en eigenlijk onmogelijk. De woorden van Jezus werden als geïnspireerd gezien, reeds door Christelijke auteurs van voor en kort na het jaar 100. Zulke als heilig en gezaghebbend beschouwde woorden vul je niet zonder commotie aan en kun je ook niet zomaar veranderen.

    Er zijn verschillende getuigenissen van oude christelijke schrijvers over het ontstaan van de Evangeliën. Ze schrijven dat Marcus zijn Evangelie schreef nog tijdens het leven van Petrus of kort na diens dood - voor het jaar 70 AD. Alle vier de Evangeliën worden al kort na het jaar 100 als gezaghebbend geciteerd.

    Heel bijzonder is wat er staat in de Brief van Barnabas. Dit geschrift is moeilijk te dateren. Het kan al geschreven zijn in het jaar 70 AD op zijn vroegst, maar ook in 136 AD op zijn laatst. Diverse keren klinken daar woorden uit het Mattheüsevangelie, ingeleid met de woorden: “Zoals er staat geschreven...” Op die manier wordt het Oude Testament geciteerd, dus: geïnspireerde woorden. 

    Er is weinig reden om aan te nemen dat het Evangelie volgens Marcus later dan het jaar 70, en die van Mattheüs en Lukas later dan 85 AD zijn geschreven. Toen leefden nog tal van getuigen uit de tijd van Jezus. Het Evangelie naar Johannes is waarschijnlijk geschreven rond het jaar 90 AD.

    Er zijn enkele ‘zwevende stukken’ van de Evangeliën, die soms in verschillende boeken voorkomen, of die in sommige handschriften wel en in andere niet staan. Dat betreft vooral twee delen. Het verhaal van de overspelige vrouw uit Johannes 8 en het slot van het Marcusevangelie. Deze gedeelten brengen geen afwijkende boodschap en dateren van de eerste (of volgens critici van het begin van de tweede eeuw). Het enige probleem dat we hiermee hebben is dat we niet precies weten hoe dit precies in elkaar steekt. Was een papyrusrol te kort, zodat er nog een stukje elders moest worden opgeschreven? Dat is alles. Geen enkele reden om over ‘onbetrouwbaarheid’ te spreken. Met zekerheid kunnen we de opmerking dat de Evangeliën zeer laat zijn ontstaan en dat het Lukasevangelie pas rond 175 AD zijn uiteindelijke vorm kreeg naar het rijk der fabelen verwijzen.

 

  • 3. De legitimiteit van Jezus

Was Jezus echt de Persoon op Wie Israël wachtte? Is Hij uniek of is Hij door latere schrijvers uniek gemaakt? Gaan de Messiaanse teksten over Hem of zijn het gewoon wat bij elkaar geraapte uitspraken, die ten onrechte als profetieën worden beschouwd? Of, wat ook zou kunnen, is er soms een Joodse rabbi met de naam Jezus geweest, die lang na zijn dood werd opgehemeld tot een bijzonderheid, maar die helemaal niet zo bijzonder was? Evenboer veronderstelt van alles, behalve dan dat het Bijbelse verslag juist zou kunnen zijn. Het lijkt erop dat, zodra een bepaalde mening tegen de Bijbel ingaat, deze bij hem een gewillig oor aantreft. De Bijbel moet ongelijk hebben en het geloof mag niet deugen. Dat noemt hij: een ‘oprecht zoeken’. Dat zoeken lijkt mij wat geforceerd en zelfs voorspelbaar.

 

Is Jezus de vervulling van tal van oude profetieën, of wordt Hem dat ten onrechte in de schoenen geschoven? Het meest opvallend zijn de profetieën over zijn afkomst uit het geslacht van koning David en de geboorte in Bethlehem (waar David vandaan kwam), profetieën over een nieuw en internationaal verbond, over dood en lijden en een glorierijke tijd die nog moet komen. Dat is vervuld in Jezus, behalve het laatste punt, dat nog vervuld moet worden. Ook dat wordt trouwens onderkend in het Nieuwe Testament.

 

Maar al die andere profetieën dan, zoals ‘geroepen uit Egypte’, ‘de steen die de bouwlieden afgekeurd hadden...’, ‘met de misdadigers gerekend...’, ‘hij die mijn brood eet heeft zijn hiel tegen mij opgeheven...’.  Het lijkt wel of al die zaken, en er zijn er nog veel meer, er zomaar bijgesleept worden. Het is zaak de term ‘profetie’ goed te begrijpen. Niet alles wat men als een ‘vervulling’ zag, was oorspronkelijk als een profetie bedoeld. Het is meer zo, dat de mensen rondom Jezus als het ware het hele Oude Testament, inclusief de Joodse feestdagen, de grote geloofshelden, de Psalmen en de toespraken van de profeten tot leven zagen komen in Jezus, die alles waar de Bijbel over gaat met Zich meedroeg.

 

In de dagen van Jezus waren de geslachtsregisters in de tempel nog intact. Het was meer dan een symbolische daad om van Jezus te vertellen dat Hij uit het nageslacht van David kwam. Dat was een absolute noodzaak voor de Messias. Het viel ook te weerleggen, mocht dat niet het geval geweest zijn.

 

De opvatting dat de Persoon van Jezus een bedenksel was dat vooral van de kant van Paulus kwam, is absurd. Paulus werkte met enkele ooggetuigen van Jezus, stond in contact met de andere apostelen en geeft er blijk van dat hij de overleveringen over Jezus in alle opzichten aanvaardt en verkondigt, net als alle andere getuigen van het eerste begin.  

 

Vanaf het jaar 96 worden in de Eerste Brief van Clemens van Rome, en misschien zelfs nog eerder, in de brief van Barnabas (geschreven tussen 70 en 136 AD) de Evangeliën als gezaghebbend aangehaald. Ook haalt de Brief van Jacobus – die in de Bijbel staat – woorden van Jezus als gezaghebbend aan. Hoe zouden er dan ooit compleet andere woorden en daden van Jezus kunnen doordringen in de kerken?

 

Ook bestonden er andere Evangeliën, die klaarblijkelijk bedoeld waren om de leer van enkele sekten te verbreiden (het zogenaamde Evangelie van Cerinthus, dat al van voor het jaar 100 stamt – maar dat verloren is gegaan, en het Evangelie van Thomas (van kort na het jaar 100 AD), waarin veel herkenbare maar vervormde uitspraken van Jezus voorkomen. Die schijn-evangeliën werden consequent verworpen door de kerk. (De apostel Johannes lag nog voor het jaar 100 in Efeze in de clinch met Cerinthus).

 

Die alternatieve Evangeliën brengen geen waarheid, maar laten wel twee andere dingen zien. De woorden van Jezus werden als hoogste waarheid gezien en blijkbaar bestonden er al geschreven Evangeliën waaruit men bepaalde delen overnam. Dat was dus al het geval voor het jaar 100 – en niet ergens ver in de tweede eeuw. Evenboer heeft het zelfs over het jaar 175 AD voor de definitieve vorm van het Lukasevangelie. Maar dat was al geschreven voor het boek Handelingen, dat gedateerd wordt op het jaar 80 AD. Er is geen reden om na die datum nog wezenlijke veranderingen in dit reeds door de wereldkerk geaccepteerde Evangelie te veronderstellen.

 

 

  • 4. Verzoening door Jezus’ dood aan het kruis?

“Geef mijn portie maar aan Fikkie,” zei prof. Dr. P. Smit (godsdienstsocioloog, Leiden) in 1959, toen het ging om de verzoening van zonden door de dood van Jezus. Met de regelmaat van de klok komt die opvatting terug. Nu van de kant van Tjarko Evenboer. De dood van een mens kan mijn zonden niet vergeven – ook niet de dood van Jezus. Bovendien, als God liefde is, zou hij dat zelfs niet willen. 

 

Als je iets fout doet, moet je het zelf goedmaken. Veel mensen denken zo. In het dagelijkse leven is dat tot op zekere hoogte ook zo. Maar als die fout nu eens te groot is om goed te maken? Je rijdt iemand dood, bijvoorbeeld. Hoe wil je dat dan oplossen? Dat is nu net het grote kenmerk van de zonde. Zonden zijn een soort geestelijke kanker. Zonde leidt altijd tot de dood. En uiteindelijk is elk mens er zelf verantwoordelijk voor. Hoe wil je dat oplossen?

 

Hoewel de mens – naar de Christelijke overtuiging – niet in staat is de zwaarte van zijn eigen zonde te dragen, ontvangt hij vergeving van God zonder enige prestatie van zijn kant. Dat roept weer andere kritiek op, namelijk: “Dat is wel erg gemakkelijk.” Maar als de mens de zonde niet zelf kan wegdoen, zal de oplossing toch van een andere kant moeten komen, dus het woord ‘gemakkelijk’ is niet op zijn plaats.

 

Er zitten meerdere aspecten aan de verzoening door het kruis van Christus. Naast het aspect van het loskopen uit de macht van de duivel ook het aspect dat God bereid is de dood te aanvaarden om de mens, het liefste en mooiste van wat Hij heeft, te bevrijden. Dat zijn al twee elementen die Evenboer overslaat, want hij richt zich op een ander aspect: strafverzoening. Er moet een offer aan God gebracht worden om Hem tevreden te stellen. Maar is dit omdat God dat nodig heeft, of de mens?

 

We staan even stil bij dat derde aspect van de verzoening. Evenboer gebruikt daarvoor een eigen woord, dat meteen ook zijn beperkte inzicht op dit punt laat zien: strafverzoening. De gedachte is dat God de dood van Jezus wenst, omdat Hij anders geen vergeving kan schenken. Maar wie is de offeraar in het geval van Jezus aan het kruis? Is God de Offeraar of is dat de mensheid (in dit geval vertegenwoordigd door de Joodse Raad en het Romeinse gezag)? Dat maakt een verschil van dag en nacht. Maar het waren niet de mensen, die een offer brachten. Romeinen noch Joden hadden de bedoeling God te vereren met hun offer – ze executeerden iemand die ze haatten. Dat is geen offer. Een offer geef je van je eigen bezit, van iets dat je mooi en goed vindt. Blijft over dat Jezus Zichzelf ten offer heeft gesteld, of dat God de Vader dat deed. Beiden staan vermeld in de Bijbel als de ‘offeraars’. Wat betekent dat?

 

Als Jezus Zichzelf opoffert, wil dat zeggen dat Hij – als Middelaar – een tussenpositie innam. Hij vertegenwoordigde de mensen bij God, Hij vertegenwoordigde God bij de mensen. Als mens zocht Hij naar een mogelijkheid voor een mens om zonder zonde te zijn – maar die mogelijkheid bestaat niet. Ieder is een zondaar en alle zonde brengt de dood voort. Hij moest sterven toen Hij de zonden van de mensheid op Zich nam. Als God zocht Hij naar een mogelijkheid om zonden te vergeven zonder vernietiging, en vond die niet, wat Hem, nadat Hij de zonden van de mensheid op Zich had genomen, de dood bracht.

 

De term ‘strafverzoening’ is een niet bestaand begrip in de Bijbel en een wanklank in de Christelijke leer. Laat deze afwijkende opvatting van het begrip ‘verzoening’ soms de grote misvatting van Evenboer op dit punt zien? Hij bestrijdt wat elke Christen zou moeten bestrijden. Daarmee keert hij zich niet tegen het Christelijke geloof, maar tegen een wangedrocht. De verzoening in de Bijbel bestaat niet uit een soort strafexercitie die een bloeddorstige godheid zou moeten tevredenstellen.

 

Lees de woorden in de Bijbel erop na. Ik sta bij enkele stil, om te laten zien dat het kruis meer de mens dan God treft. Het gaat om een kosmisch gebeuren dat feitelijk boven onze begrippen uitgaat. Lees even met me mee. Eerst Efeziërs 5:2: “Wandelt in de liefde, zoals ook Christus u heeft liefgehad en Zich voor ons heeft overgegeven als offergave en slachtoffer...” Hier is het kruis in de eerste plaats een ‘leermodel’ om consequent goed te leven.  

 

Romeinen 8: 32: “Hoe zal Hij, die zelfs zijn eigen Zoon niet gespaard, maar voor ons allen overgegeven heeft, ons met Hem ook niet alle dingen schenken?” Hier gaat het om een ruil. Het offer van Christus houdt een belofte in: God gaat tot het uiterste om de mensen te zegenen.

 

Hebreeën 9: 26: “... Thans is Hij éénmaal..., verschenen om door zijn offer de zonde weg te doen.” Waarvoor kwam Hij? Om Gods woede te stillen? Om iets in God tot stand te brengen? Of om iets in ons te doen? Dat laatste. Hij doet de zonde weg.

 

Het kruis van Christus staat voor een grote hoeveelheid taken, waarbij het niet gaat om een bloeddorstige God, maar om een zondige mens die herstel nodig heeft.

 

 

  • 5. Geloof als hersenspoeling

Er zijn situaties waarin mensen het geloof opgedrongen krijgen. Was dat het geval met Evenboer, die nu alle geloof als het gevolg van dwang beschouwt? Maar is dan soms elke opinie het gevolg van ‘hersenspoeling’? Liefde voor sport of kunst, een wetenschappelijke opinie, een politieke voorkeur, de behoefte aan buitenlandse reizen of voorliefde voor de Franse keuken...?

 

Elk gezin oefent invloed uit op de kinderen, elke school, elke onderwijskracht, elke sporttrainer, elke instructeur... Wanneer is er sprake van hersenspoeling? Zodra iemand iets beweert? Of is daar iets anders voor nodig? Onze criticus geeft geen definitie en het lijkt erop dat hij die voor zichzelf ook niet heeft. Hij is ‘tegen’, en alles wat ‘voor’ is krijgt nu het verwijt van onheuse methoden, oftewel het gebruikmaken van technieken van ‘hersenspoeling.

 

Hersenspoeling is een systematische manier om iemand langdurig iets op te dringen wat hij niet wil, en die zijn persoonlijke vrijheid doelgericht inperkt. Arme Evenboer. (Vergun me even die uitdrukking). Hij is daar het slachtoffer van geworden, zegt hij. Dat betreur ik voor hem. Ik heb zoiets nooit van nabij meegemaakt, ook niet om me heen. Zo zijn Christenen normaliter niet.

 

Dat ouders hun kinderen iets bij willen brengen en dat de kerk dat wil voor haar leden is nogal wiedes. Elke stroming, overtuiging of leerinstituut wil dat. Dat willen studenten, leden of kinderen in een gezin ook. Dat hoort bij ieders ontwikkeling. Soms echter nemen ze een ander besluit of vinden ze een andere waarheid dan hen werd voorgehouden. In een normale situatie zal daar ruimte voor zijn, in een dwangmatige situatie is er geen ruimte voor persoonlijk initiatief of een afwijkende opinie.

 

Een kerk heeft een boodschap en haar leden willen die kennen. Tegelijk zijn er voortdurend vragen over de leer van de kerk. Die kunnen besproken worden. Niet iedereen zal alle antwoorden accepteren. Zo is dat de eeuwen door gegaan. Van hersenspoeling is pas sprake wanneer door kunstmatige methoden en eindeloze herhalingen elke vorm van kritiek of elke persoonlijke opinie de kop wordt ingedrukt.

 

Een ander aspect van hersenspoeling is dat er altijd een kracht/beweging/instantie achter zit die reden heeft om bang te zijn voor de waarheid of in elk geval voor afwijkende meningen. Bestaat de leer van de kerk uit dwangmatige ideeën, die bovendien gevaar lopen door afwijkende meningen? Dat is kenmerkend voor sommige sekten of politieke belangengroepen. Maar in de meeste kerken tref je verschillende en soms zelfs tegenstrijdige meningen aan. Bovendien bemoeit de kerk zich nauwelijks met het persoonlijke leven. Er is een grote mate van gewetensvrijheid, ook in gemeenschappen met een heldere en verplichtende leer. Ook deze kritiek kan voor de breedte van kerk en geloof als onjuist worden gezien. Het gaat om persoonlijke ervaringen van iemand die zelf een voortrekker was in het kerkelijke leven, maar die, door omstandigheden die niet kenmerkend voor kerk en geloof zijn, daarin vastliep. Die ervaring mag hij niet kenmerkend achten voor de hele kerk.

 

Bram Krol

29/07/’20

 

Hier volgen nadere kritieken op de stellingen van Tjarko Evenboer en andere critici van het Christelijke geloof. (Ik zoek nog naar mogelijkheden dit op bredere schaal onder de aandacht te brengen.)